Ann Goldstein slaat terug: het Stedelijk Museum weert Nederlanders – wil alleen nog geboren Amerikanen
Door Reinjan Mulder
In haar toespraak bij de uitreiking van de Amsterdamse kunstprijzen sprak PvdA-wethouder Carolien Gehrels onlangs krachtige woorden over de volgens haar zo wenselijke relatie tussen de kunst en de maatschappij in de stad. In navolging van haar illustere voorganger Emmanuel Boekman ziet zij een duidelijke taak voor de overheid op dit terrein. ‘Kunst’, aldus Carolien Gehrels, ‘gaat over waarden. Waarden die van zo’n groot belang zijn voor onze samenleving dat de overheid zich er niet aan mag en kan onttrekken.’ En ze doelde daarmee op de waarden vrijheid, gelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit. Volgens Gehrels moeten kunstenaars zich ‘verbinden met de samenleving, doorzien wat daar gebeurt en [daarop] reflecteren.’
Mooie woorden van de wethouder. Maar je vraagt je wel af hoe die zich in godsnaam rijmen met haar beleid. Afgelopen weekend werd er in de landelijke dagbladen ruimhartig geadverteerd voor een directie-assistent voor de nieuwe, Amerikaanse directeur van het Stedelijk Museum. Volgens de functieomschrijving op de erbij behorende site moet dat in ieder geval een ‘native speaker American English’ zijn.
Een Amerikaanse-engels native speaker? Kennelijk kent de nieuwe directeur Ann Goldstein nog altijd zo weinig Nederlands dat geen enkele Nederlander, ja zelfs geen enkele geboren Londenaar of Australiër, haar kan uitleggen wat er allemaal omgaat in haar museum en in de stad waar dat museum staat.
Maar hoe weet zo’n vers ingevlogen Amerikaan nu wat er in Amsterdam en in de Amsterdamse kunstwereld speelt? Dat moet toch het eerste zijn wat zo’n assistent moet doen.
En hoe kan er nu ooit de ‘verbinding tussen de kunst en de maatschappij’ tot stand worden gebracht die Carolien Gehrels zo graag wil, als zo’n directie-assistent die maatschappij niet kent?
Zit Amsterdam nu werkelijk te wachten op het ontstaan van een exclusief Amerikaans kunstclubje binnen het museum?
En dan zwijg ik nog maar over de waarden vrijheid, gelijkheid, kwaliteit en pluriformiteit die Carolien Gehrels in haar toespraak voor de kunstwereld zei na te streven. De eis om in Amerika geboren te zijn staat waarschijnlijk al meteen op een behoorlijk gespannen voet met het Europese anti-discriminatie-beleid.
Als van een sollicitant geëist zou worden dat hij in Nederland geboren is, zou in Amsterdam het huis te klein zijn, maar nu iemand per se buiten Nederland geboren moet zijn, wordt dit kennelijk door de wethouder geslikt. Of zou de wethouder soms niet weten dat er in de Nederlandse kunstwereld onder Nederlanders vrijwel niemand te vinden is die van huis uit Amerikaans-engels spreekt? Hier worden Nederlanders gediscrimineerd!
De in het Engels geformuleerde vacature roept steeds meer vragen op. Miskent wethouder Carolien Gehrels door het accepteren van deze wervingstekst niet het Nederlands als voertaal in Nederland?
En: doet dit dan geen grof onrecht aan het Stedelijk als Amsterdams Museum?
Zou niet veel beter van directeur Ann Goldstein kunnen worden gevraagd om als een haas Nederlands te leren? Heeft Ann Goldstein als kennelijk weinig taalvaardige buitenlandse niet juist snel een assistent nodig die wel goed Nederlands kent en begrijpt, en zou het dan niet veel meer voor de hand hebben gelegen om van kandidaten in de eerste plaats een uitstekende kennis van het Nederlands te eisen?
Ik sta perplex.
Verscheen onder de kop ‘Een Amerikaans clubje voor het Stedelijk Museum’ in Het Parool, 20-11-2010.
Zeer goed artikel.
In het verleden werden door EU-instanties gelijkaardige discriminerende aanwervingsadvertenties geplaatst. De Vlaamse Esperantobond (FEL) en Vlaams Europarlementslid Bart Staes hebben daar fel tegen gereageerd omdat dit zeer duidelijk discriminatie betekent tegen de grote meerderheid van de burgers van de Europese Unie en een privilege is voor geboren Engelstaligen. Sedertdien is de Europese Commissie iets voorzichtiger geworden, wat echter niet betekent dat de onrechtvaardige aanwervingen en benoemingen gestopt zijn.
Weinig Europese burgers maken zich daar zorgen over; wat in de EU gebeurt ‘is in het Engels’. Dat is te vergelijken met wat ik destijds in het Vlaams van mijn grootouders hoorde zeggen: “Het anderest is in ’t Frans”. De rest is in het Frans – wat betekende, dat het toch niet voor ons bestemd was.
Mijn dank aan de heer Mulder voor zijn artikel!
U slaat u de spijker op zijn kop. Veel Nederlanders denken helaas zwart-wit: voor het Engels = kosmopolitisch, voor het Nederlands = provinciaal en/of nationalistisch.
Wie zo denkt, levert onze taal uit aan enge nationalisten. Dit is de provinciale uitleg van kosmopolitisme.
Een echte wereldburger past zich zoveel mogelijk aan aan het land waarin hij/zij verblijft. Verblijf je een tijd in Nederland, dan probeer je z.s.m. Nederlands te leren en te gebruiken.
Overal ter wereld Engels gebruiken is de luie manier van wereldburgertje spelen. In Nederland is dit de favoriete uitleg van kosmopolitisme. Degenen die zo denken, zijn niet zelden dezelfden die betogen dat ze voor het Engels zijn ‘omdat Nederland geen eiland is’, maar wél hoogst verontwaardigd zijn zodra ze in buurland Duitsland geen Engels maar Duits moeten praten of in Wallonië of Frankrijk hun Schoolfrans moeten aanspreken.
Een echte kosmopoliet is voor het Nederlands in Nederland (en Vlaanderen en Suriname) en voor het Engels in Engelstalige landen. Jammer genoeg begrijpt iemand als Gehrels dat niet. Terecht schrijft u dat een directeur van een Nederlands museum een goed inzicht in (de geschiedenis van) dit land moet hebben. Met alleen Engels (en een mondje Nederlands) zul je ons land nooit doorgronden. Voor een passant niet erg, voor een directeur van een Nederlandse culturele instelling een doodzonde.
Ik ben blij dat u dit duidelijk onder woorden hebt gebracht.