The British Empire hits back (2)
Door Reinjan Mulder
(Korte inhoud van het voorafgaande. De schrijver is met zijn 87-jarige moeder in oktober 2009 naar Engeland gegaan om de studio aan zee te verkopen die zijn in 2001 overleden vader daar bezat. Dat blijkt niet eenvoudig. In mei 2010 komen ze terug.)
Als we het kantoor van de solicitor in Manningtree binnenkomen, ligt het bijbeltje al voor ons klaar. Mijn moeder, mijn zusje en ik zijn hier door onze eigen solicitor, die in het naburige Dovercourt kantoor houdt, naar toe gestuurd. We moeten in Manningtree zweren dat alles wat er in de dikke pakken papier staat die we bij ons hebben, waar is. ‘Het Engelse recht bepaalt dat ’the oath’, de eed, altijd voor een andere solicitor moet worden afgelegd dan degeen die de stukken bij de rechtbank indient,’ zei onze solicitor.
Na tien minuten komt een vrouwelijke solicitor ons bij de balie ophalen. Ze pakt de afgesleten zwarte bijbel op en leidt ons via een paar smalle gangetjes en een trapje naar een onooglijk kamertje aan de achterkant van het pand. Daar legt ze de bijbel demonstratief voor ons op tafel.
‘Als u per se iets anders wilt dan de eed afleggen, dan kan dat, geloof ik, ook,’ had onze solicitor in Dovecourt ons nog meegegeven, maar wij halen het niet in ons hoofd op deze lang verbijde dag van de eeuwenoude Britse procedures af te wijken. We zijn nu al meer dan zeven maanden bezig het Engelse atelier dat mijn vader negen jaar geleden aan mijn moeder naliet, op haar naam overgezet te krijgen, we zijn daar inmiddels al een paar duizend pond aan kwijt, en we zitten niet op weer nieuwe kinken in de kabel te wachten. Ook de solicitor in Manningtree zwijgt in alle talen over andere mogelijkheden.
Als we alledrie eindelijk tegenover haar zitten, vraagt ze mijn moeder als eerste erfgenaam haar rechterhand op de Bijbel te leggen, en haar na te zeggen: ‘I swear…’
‘I swear’ hoor ik mijn moeder zeggen.
‘…by the almighty God’
‘Baidieolmaitiekod!’ Ze kijkt me aan met een gezicht van: wat zou dat nu weer betekenen?
‘… that the evidence I shall give…’
‘Yes!’ Mijn moeder knikt royaal.
‘No… you should say now: that the evidence I shall give…’
‘That the evidence I shall give…’
‘…be the truth, the whole truth and nothing but the truth.’
Ik wijs mijn moeder op de drie pakken met onbegrijpelijke teksten die naast de Bijbel op tafel liggen: ‘Je zweert nu dat alles wat daarin staat, waar is.’
Mijn moeder probeert haar onzekerheid te verbergen, maakt een grimas en herhaalt, in een onverwacht luid en keurig Engels: ‘…be the truth, the whole truth and… nothing but the truth.’
Als de plechtigheid is afgelopen, vertelt de solicitor dat we haar nu nog negen pond verschuldigd zijn. Contant te betalen. ‘In cash.’ Drie pond voor elk van de nu ingezworen stukken.
Zo duur als het Engelse notariaat bij eenvoudige transacties is, zo voordelig is nog altijd hun God.
Mijn moeder haalt een opgevouwen briefje van tien uit haar beurs. Ze kijkt me onzeker aan. Zullen we de solicitor zeggen dat ze die ene pond wisselgeld wel mag laten zitten? Als we cream teas drinken, ronden we negen pond meestal ook naar boven af.
‘Niet doen,’ fluister ik. ‘Voor je het weet, worden we beschuldigd van omkoping van een beëdigde functionaris van het gerechtelijk systeem, en dan zijn we zo weer zeven maanden verder.’
De solicitor verdwijnt naar beneden om op zoek te gaan naar een losse pond.
Mijn moeder heeft haar rechterhand nog steeds stevig om de Bijbel geklemd.
‘Je mag hem er nu waarschijnlijk wel af halen,’ zegt mijn zusje.
De hand gaat met een pront gebaar omhoog. ‘Zo vaak gebeurt me dat niet dat ik een bijbel in handen heb. Ik dacht, ik houd hem nog maar even vast.’ Mijn moeder is principieel atheïstisch opgevoed en in de bijna 88 jaar van haar leven heeft ze waarschijnlijk nooit eerder een echte Bijbel aangeraakt. Weet ze wel wat het is?
‘Dit had je vader moeten zien,’ giechelt mijn zusje. ‘Hij had zich in zijn graf omgedraaid.’
Als de solicitor eindelijk weer bij ons terugkomt, met de losse pond wisselgeld, vertelt ze dat de stukken met de stempels en de zegels die we hebben meegebracht en ingezegend nu door onze solicitor in Dovercourt naar de rechtbank in Winchester gezonden zullen worden. Die zorgt er dan voor dat zowel mijn vaders Nederlandse testament, de negen jaar oude acte van zijn overlijden, mijn moeders uitvoerige verklaring omtrent zijn nalatenschap op het moment van overlijden, als ook de beëdigde en gecertificeerde vertalingen die we van een en ander hebben laten maken als alles tenminste mee zit, ‘fingers crossed!’, binnen een paar weken van kracht zijn in Engeland. En dan zullen we mijn vaders studio aan de Engelse kust eindelijk kunnen verkopen.
Als we met zijn drieën naar buiten lopen, zie ik dat in het gebouw van de solicitor behalve een notariskantoor ook nog een begrafenisonderneming en een citizen’s advice bureau is gevestigd. Voor de Engelsen wordt alles gedaan om ze het zo makkelijk mogelijk te maken na een overlijden van een familielid – maar voor Europeanen die hier een huis hebben en dood gaan, is geen hindernis hoog genoeg.