Waarom Karin Spaink niet in de Deelraad wil
Door Reinjan Mulder
Schrijfster Karin Spaink stond al eens op de kandidatenlijsten van GroenLinks voor de Tweede Kamerverkiezingen, het Europse Parlement, en de Gemeenteraad, maar net nu ze met 422 voorkeursstemmen in één keer in de Deelraad van Stadsdeel Centrum is verkozen, bedankt ze voor de eer. Waarom?
Spainks besluit om af te zien van haar zetel in de deelraad Centrum veroorzaakte nogal wat commotie. Op haar weblog viel al een paar keer het woord ‘kiezersbedrog’. In haar huis op Wittenburg legt Spaink het uit: ‘Ik was lijstduwer en heb nooit overwogen om daadwerkelijk in de raad te gaan. Wel wilde ik GroenLinks graag steunen.’ De laatste keer dat Spaink voor een politieke functie voelde, was in de jaren tachtig, toen ze vijfde stond op de landelijke PSP-lijst en een van de zittende kamerleden overwoog zich terug te trekken. Ook is ze een keer duo-raadslid in de Gemeenteraad geweest. Maar ook dat was in de jaren tachtig. ‘Ik was toen veel actiever. Ik zette binnen de PSP cursussen op, organiseerde congressen, schreef brochures en werkte mee aan het verkiezingsprogramma. Ik hield me echt met de organisatie bezig.’
Sindsdien is haar focus verlegd. De laatste jaren schrijft ze boeken over medische kwesties, over technologie en internet, en verdiept ze zich in de gevaren die de privacy bedreigen. ‘Ik volg nu nog eerder de stadspolitiek dan de deelraadspolitiek.’ Ze vraagt zich ook af of deelraden eigenlijk wel nodig zijn. ‘Gelukkig is het aantal stadsdelen nu wat teruggebracht, maar eerlijk gezegd zijn ze wat mij betreft totaal overbodig.’
De bedoeling van de stadsdelen was natuurlijk ooit om de politiek dichter bij de mensen te brengen, maar volgens Spaink zijn daar betere methodes voor. ‘Om dichter bij de mensen te komen heb je geen deelraad nodig. Nu zorgen de stadsdelen alleen maar voor versplintering, overlapping en bureaucratie. Hun speelruimte is ook te klein. Zelfs in het parlement zijn er steeds meer internationale verdragen waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd, en die onmacht geldt eens temeer voor de Stadsdelen en de Gemeenteraad. Het fouilleren van mensen op straat is nog onderdeel van lokaal beleid, maar de identificatieplicht kun je in Amsterdam wel onzin vinden, het helpt je niets. Overal is het belang van democratische organen kleiner geworden. Dat is één van de grootste problemen van tegenwoordig.’
Een grief van sommige teleurgestelde kiezers op Spainks webslog is dat zij niet wisten dat ze alleen maar lijstduwer was. Zo bracht het (doorzichtige) pseudoniem Namdnal Siroj naar voren dat ons staatsrecht geen lijstduwers kent: ‘Ik denk niet dat ik de enige ben die voor-het-echie op jou heeft gestemd.’ Hij zag het lijstduwerschap als een vorm van ‘sluikreclame’: ‘Er zijn andere, transparantere, effectievere manieren om je verbondenheid aan een partij publiek uit te dragen.’
Toch heeft Karin Spaink gelijk wanneer ze zegt dat de lijstduwer inmiddels een ingeburgerd fenomeen is. Ook in andere partijen komen ze voor, al speelt ook daar dezelfde discussie. In Utrecht kreeg de populaire historicus Maarten van Rossem dezelfde verwijten toen hij met voorkeurstemmen in de Gemeenteraad was gekozen en te kennen gaf dat hij er niet over piekerde zijn zetel in te nemen.
Volgens Spaink zijn de discussies over het lijstduwerschap de laatste jaren verhevigd doordat er nu nog maar 25% van de kiesdeler nodig is om gekozen te worden. Vroeger moest je de hele kiesdeler halen, meestal vele duizenden stemmen, en kwam een doorbreking van de volgorde op het stembiljet nauwelijks voor. Maar wie nu een redelijk grote achterban in zijn eigen kiesdistrict heeft, kan, zeker als dat kiesdistrict niet al te groot is, de Raad in. De 422 stemmen die Spaink dit keer kreeg, zijn natuurlijk geweldig, maar het is maar eenderde van de 1353 stemmen die ze vroeger nodig gehad zou hebben.
Zelf is Spaink van alle emoties rond haar verkiezing een beetje geschrokken. Ze had er eigenlijk nog nauwelijks over nagedacht wat ze zou doen als ze verkozen zou worden. ‘Die vraag was de laatste jaren nooit aan de orde. Maar dat er nu mensen boos op me zijn geworden omdat ik mijn zetel weigerde, is zeker nooit mijn bedoeling geweest.’
Wat er de laatste jaren gebeurt, zegt Spaink, is dat er twee op zichzelf interessante trends elkaar beginnen te storen. Aan de ene kant is er de toenemende populariteit van het lijstduwen. Bij een partij als de Partij van de Dieren bestaat misschien wel de halve lijst uit lijstduwers. Aan de andere kant is er een gerechtvaardigde verontrusting over de geringe mogelijkheden voor een kiezer om zijn invloed te laten gelden. Voordat het nieuwe stelsel werd ingevoerd, werden er vaak voorkeursstemmen uitgebracht omdat iemand op een vrouw of iemand uit een etnische groep wilde stemmen, maar dat had zelden effect. De macht van partijcongressen en de voorkeuren van het politieke kader waren in de praktijk doorslaggevend voor wie er wel of niet in de Kamer of de Raad kwam.
Juist om dat gevoel van machteloosheid te doorbreken is nu de kiesdrempel verlaagd. Maar nu dat tot de uitverkiezing van lijstduwers leidt, schrikt men kennelijk van de gevolgen.
Voor Karin Spaink is de belangrijkste reden om haar zetel niet in te nemen dat ze ervan overtuigd is geen goed raadslid te zijn. Althans, ze gelooft buiten de raad meer en betere dingen te kunnen doen dan daarbinnen. ‘Ik zie in debat altijd meer de grote lijnen dan dat ik met allerlei amendementen wil komen. Ik heb ook geen campagne voor mezelf gevoerd. Ik heb door mijn aanwezigheid onderaan de lijst alleen maar willen zeggen: stem op Groen Links.’
Het zou ook vervelende gevolgen voor haar andere werk kunnen hebben als ze in de raad zitting zou nemen. ‘Ik zou bijvoorbeeld als columnist bij Het Parool wegmoeten. Terecht overigens: het is niet kosher als een raadslid een vaste eigen column in de krant heeft.’
Nu kon Karin Spaink in de dagen dat het vertrek van Job Cohen werd aangekondigd uit de grond van haar hart een prachtige column over zijn opvolging beginnen met de woorden ‘Oh néé! Niet Guusje ter Horst.’ Bij een raadslid dat medeverantwoordelijkheid draagt voor het bestuur en het beleid van de stad, zou zo’n column al gauw een bijbetekenis krijgen. De titel van Spainks weblog luidt niet voor niets: ‘I write, therefore I am’.
Verschijnt volgende week in het aprilnummer van Linker