Prins Bernhard Fonds? Die naam kan echt niet.
Door Reinjan Mulder
In 1953 ging Gerard Reve met een vriend naar de film. In het voorprogramma zagen ze plotseling Prins Bernhard opduiken. In de recent verschenen biografie Kroniek van een onschuldig leven van Nop Maas lezen we dat zijn verschijning voor Reve aanleiding was voor een aardige practical joke. Met een sterk Duits accent riep Reve meteen: ‘Dat ik bij de SS geweest ben, gaat niemand wat aan.’ In die eerste jaren van Juliana’s koningschap waren de schaduwzijden van haar echtgenoot kennelijk nog geen algemeen onderwerp van discussie. Volgens Maas gingen na Reve’s opmerking onmiddellijk de lichten in de zaal aan, en deden de beide vrienden gauw alsof hun neus bloedde.
Sindsdien is er veel veranderd. Niet alleen wordt er nu op de voorpagina’s van de kranten uitgebreid bediscussieerd of Koningin Wilhelmina en haar oorlogskabinet al op de hoogte waren van Bernhards SS-verleden. Ook is zijn rol bij het afpersen van Lockheed en het aan de Duitse schandpaal nagelen van Juliana inmiddels tot onderwerp voor een populaire tv-serie gepromoveerd. Zeker na zijn grote, postuum verschenen interview in de Volkskrant en de niets verbloemende dubbelbiografie van de hand van Cees Fasseur is Bernhard uitgegroeid tot niets minder dan het symbool van opportunisme, machtsmisbruik, leugens en bedrog.
Is zo iemand de meest gerede figuur is om de naamgever te zijn van een fonds dat zich inzet voor de culturele verheffing van Nederland? Het naar Bernhard vernoemde Prins Bernhard Cultuurfonds is tegenwoordig een van de belangrijkste particuliere instellingen in het Nederlandse kunstenveld. Hoeveel vermogende Nederlanders laten niet bij het PBF een fonds op naam registreren? En financiert het PBF niet aanzienlijke culturele prijzen zoals de Martinus Nijhoff Prijs, waarmee alleen de allergrootste vertalers worden bekroond?
Bij het ophalen van grote geldbedragen bij particulieren, bedrijven en overheidslichamen is het niet erg verstandig om meteen associaties op te wekken met een leven van dat achteraf gezien in het teken staat van steekpenningen, valse namen, en geheime Zwitserse rekeningen. Ook tegenover de vele winnaars van culturele prijzen is het weinig fair om hen in correspondenties steeds weer met de naam van een schuinsmarcheerder te confronteren.
Natuurlijk moet bij de naamgeving van instellingen niet te snel met alle winden worden meegewaaid – we zijn hier niet in Rusland – maar de vele onthullingen over de prins duren nu toch lang genoeg om er een duidelijke lijn in te ontdekken. Jaren geleden, bij het 50-jarig bestaan van het PBF, heb ik me ook al eens over de merkwaardige naam van het fonds verbaasd. Maar de enige reactie toen was dat het nooit officieel was vastgesteld dat Bernhard steekpenningen had aangenomen. In ruil voor het afstropen van zijn militaire uniformen had het kabinet Den Uyl er van afgezien Bernhards strafrechtelijk te vervolgen, met als resultaat dat kranten nooit meer naar zijn afpersen van Lockheed mochten verwijzen.
Dit standpunt lijkt zo langzamerhand achterhaald. De tijd lijkt aangebroken om het Prins Bernhard Cultuurfonds om te dopen, en het voortaan te tooien met een wat minder besmette naam. Een Prinses Christina Cultuurfonds – die zingt tenminste – lijkt me gezien de recente commotie over haar fiscale moraal niet meteen de oplossing, maar waarom noemen we het niet gewoon Prinses Beatrix Cultuurfonds? De koningin lijkt me redelijk onkreukbaar, zij hield anders dan de prins ook in de jaren dat ze nog prinses was altijd al erg van kunst en cultuur, en de initialen van het fonds hoeven er niet voor te veranderen?
Of moeten we het maar meteen het Nederlands Cultuurfonds noemen? Dan kunnen we er ook na het verdwijnen van de monarchie nog jarenlang mee toe.
Verscheen eerder in NRC handelsblad van 29 januari 2010.