Nobelprijs voor Cees Nooteboom?

Door Reinjan Mulder
Hoe vaak had ik het format voor het voorpaginastukje al niet de dag tevoren in elkaar gezet? Ik kan het nu nog dromen:

AMSTERDAM,  X okt. – De Nobelprijs voor de literatuur 2009 gaat naar de XX-jarige XXX schrijver XXX. Dat heeft de secretaris van de Zweedse Akademie vandaag bekend gemaakt. XXX is de XXste schrijver uit het XXX taalgebied en de XXste XXX die de belangrijkste  literaire prijs te wereld krijgt. De laatste keer dat prijs naar een XXX ging was in 19/20XX. [OPT Het is ook voor het eerst sinds XXX dat de prijs weer naar een vrouw gaat. De laatste vrouw die de felbegeerde prijs won, was de Engelse schrijfster Doris Lessing die de prijs in 2007 kreeg.] Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van 10 miljoen Zweedse kronen, ofwel ongeveer 1 miljoen euro.

Taart voor Herta Müller

Taart voor Herta Müller

Met XXX heeft de Zweedse Akademie duidelijk gekozen voor een schrijver die XXX. XXX is vooral bekend geworden als schrijver van XXX romans/gedichten. Bekende boeken/bundels van hem/haar zijn XXX. OPT Eerder won XXX al de belangrijke Duitse Vredesprijs, die wel wordt gezien als een voorafschaduwing van de Nobelprijs en/of de prestigieuze Engelse Bookerprijs.
De Nobelprijs wordt op XXX december, de geboortedag van Alfred Nobel in Stockholm uitgereikt.

Het is al een eeuw gebruik dat de winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur stipt om 1 uur ’s middags bekend wordt gemaakt, en een redacteur bij een avondkrant als NRC Handelsblad had dan precies 12 minuten om een stukje te fabriceren. Er moesten nog proeven worden gemaakt, er moest nog tijd zijn voor correcties, en dan om precies half twee ‘zakte’ de krant.
Wanneer het om een schrijver ging die iedereen kende, en die ruimhartig in het Nederlands vertaald was, was dat nog wel te doen. Maar wat deed je met een Uruguayaanse dichter die net na de Zuid-Amerika golf doorbrak? Of een 78-jarige Mongool die sinds 1986 in Libanon woonde?  Ja, er waren persbureaus genoeg, die allemaal rond half twee in het Frans, Duits en Engels teksten begonnen te spuien, maar dan was het al te laat. Daar wachtte onze krant niet op.

Dat alles veranderde op slag toen ik op een dag een deep throat kreeg in Stockholm. Een aantal jaren had ik dankzij hem het voorrecht om al ruim voor de beslissende donderdag om 1 uur te weten wie de prijs winnen zou.
Het avontuur begon op een woensdagmiddag, ongeveer 20 uur voordat het grootste nieuws van dat literaire jaar naar buiten zou komen. Ik werd gebeld door iemand, die ik nu maar deep throat zal blijven noemen, en hij vroeg me of ik een interview wilde hebben met de Nobelprijswinnaar van dat jaar.
‘Maar die naam kennen we toch pas morgen?”
‘Ik ken hem nu al, en ik heb de winnaar heel kort geleden nog geïnterviewd. Als u wilt kan ik u daar morgen om 1 uur een versie van sturen.”
De prijs die hij vroeg was betaalbaar en, inderdaad, begon de volgende dag stipt om 1 uur de fax te ratelen: het interview met de man die op dat moment waarschijnlijk zelf nog niet eens wist dat hem de grote prijs was toegekend.

Nooit gepubliceerde ‘reserve-pagina’ die op de redactie van NRC Handelsblad klaar lag, voor het geval Hugo Claus de Nobelprijs zou winnen.

In de jaren daarna herhaalde zich dit patroon – met dit verschil dat mijn deep throat er niet altijd in slaagde de winnaar tijdig onder een of ander voorwendsel zelf te spreken te krijgen. Hij of zij begon mij toen een door hem/haar geschreven profiel van de winnaar aan te bieden. Maar zo’n profiel is een dag na de bekendmaking eigenlijk al niets meer waard. De bakken van de persbureaus lopen dan al over met nieuwtjes over de nieuwe winnaar.
Ik zei hem dat ik dit profiel dan wel op donderdagmorgen wilde hebben. Dan kon het tenminste nog vertaald worden en hadden we het dezelfde avond nog in de krant.
Ook dat kon geregeld worden, en zo wisten we in Rotterdam voor alle andere Nederlandse kranten, en ook voor alle uitgevers, wat om 1 uur het grote ‘nieuws’ zou worden.
Achteraf gezien was het een mooie tijd. Mijn contacten met Stockholm werden ook beter en beter, en zo hoorde ik met de jaren meer en meer inside-informatie over de vaak heftige discussies in de boezem van de Zweedse Akademie. En met elke juiste voorspelling kreeg ik uiteraard ook steeds meer ontzag voor mijn deep throat. Hij leek bijna iedereen in de Zweedse literaire wereld te kennen, hij wist werkelijk alles.
Op een dag kwam hij zelfs onaangekondigd met een paar collega’s op de redactieburelen langs. ‘Laat ze vooral niet merken, hoe we elkaar kennen,’ fluisterde hij me meteen bij binnenkomst toe. Ik feteerde hen bescheiden op wat bekertjes thee uit de automaat, en ik liet hun het kantoor zien van waaruit ik dagelijks mijn literaire nieuws doorgaf. Daarna regelde ik nog een rondleiding in De Melkweg, waar ik toen in het bestuur zat, en onze vriendschap kon al niet meer stuk. ‘Onze vrienden uit Zweden’ waren langs geweest.

Na verloop van tijd waren we zelfs al zover dat ik voortaan al op maandag, kort na de beslissende vergadering, hoorde naar wie de prijs drie dagen later zou gaan. Dat bood uiteraard nog veel meer mogelijkheden. Als vakman hield ik het geheim naar buiten toe in stand, wat hadden we kunnen scoren als ik er een nieuwsberichtje van had gemaakt, maar we konden nu wel zelf een echt mooi stuk over de winnaar laten schrijven, door een specialist, dat dan wonder boven wonder die vrijdag al mijn Literaire Cultureel Supplement zou openen. Ondertussen kon ik ook zelf op onderzoek gaan in de literaire wereld, om te ontdekken wat de winnaar nu eigelijk helemaal voorstelde, de dag voordat hem of haar de eeuwige roem ten deel viel.
Zo interviewde ik de ochtend voor de bekendmaking de Amerikaanse uitgever van Toni Morrison op de Frankfurter Buchmesse, om van hem te horen waarom hij helemaal geen portretten van haar op zijn stand had hangen. Hoorde ze er nog wel bij?
‘Het is een goede schijfster, en we geven haar nog steeds uit,’ was het enige dat hij kwijt wilde.

Ook was ik later die dag getuige van de opmerkelijk lauwe ontvangst van het nieuws op de stand. De schrijfster Donna Tartt was net in Frankfurt op bezoek en haar redacteur Gary Fisketjohn was voornamelijk bezig om het haar goed naar de zin te maken. Daar had hij ene Toni Morrison niet bij nodig. Vergis ik me, of viel het nieuws daardoor een beetje in slechte aarde? Geen gejuich op de stand toen het eindelijk om 1 uur binnenkwam, laat staan de door mij verwachte knallende champagnekurken. Wat een spetterende reportage had moeten worden, werd een klein zuur stukje op de ‘dagkrant’ van die vrijdag.

Dit jaar zal ik waarschijnlijk weer, net als al die duizenden andere journalisten, afhankelijk zijn van de geruchten. En het nieuws van 1 uur op ‘één van de donderdagen in oktober’. Met dit verschil dat ik nu weet dat de meeste van die geruchten pure verzinsels zijn.
Wat had ik vaak een binnenpret als ik Michael Zeeman in de Volkskrant zag voorspellen dat Philip Roth, Jaan Kross of een van zijn andere kennissen dat jaar wel eens in aanmerking voor de Nobelprijs zou kunnen komen. Nooit zat hij ook maar een beetje ‘warm’, wist ik.

Er zit misschien ook niet veel anders op dan om zelf maar geruchten te lanceren. Zou dit jaar de prijs, bijvoorbeeld, niet eens een keer naar Cees Nooteboom kunnen gaan? Dat is tenminste iemand die ik ken. Een Nederlander bovendien.
Vijftien jaar geleden al liet Marcel Reich Ranicki mij op een receptie bij de legendarische Suhrkamp-uitgever Siegfried Unseld in huis weten dat ‘de grote Nootebooom’ op zijn ‘Olympus’ zo langzamerhand wel eens aan de beurt was.
Wie ben ik, nu, om hem nu nog, jaren na zijn dood, tegen te spreken?

 

3 Reacties

  1. Jan Zandbergen

    Amusant. Overigens is Tartt met drie t’s.
    Met twee staat het als bekend voor lellebel.

  2. Dank je, Jan. De extra t staat er inmiddels. Overigens ben ik ook met de prijs van Hertha Müller heel tevreden, omdat ik haar, goddank, ook een beetje ken. In 1990 sprak ik haar in Straatsburg, en beloofde ze me een stukje te schrijven voor NRC Handelsblad. Dat stukje kwam er ook, Gerda Meijerink vertaalde het. Dus: Nobelprijswinnaars werkten voor mij.
    Hertha, Van Harthe!

  3. Sorry, Herta van Harte!

Geef een reactie