Fin de siecle – bij de dood van Michael Zeeman (50)
Door Reinjan Mulder
Als literatuurredacteur kun je maar eens in de zoveel jaren het gevoel hebben een nieuwe schrijver te ontdekken. Dat gebeurde mij bij op zichzelf zo verschillende boeken als die van Arnon Grunberg, Allard Schröder en Connie Palmen. Maar nog zeldzamer is het om in het schijnbare niets opeens een nieuwe criticus te ontwaren. Ik heb in de afgelopen jaren heel wat mensen zien opduiken die ervan overtuigd waren dat de wereld met smart zat te wachten op hun hoogst persoonlijk visie op de nationale, maar liever nog internationale literatuur, maar slechts weinigen van hen hadden dat mooie, verheven gevoel een paar jaar later nog steeds. De laatste die ik wat dat betreft heb meegemaakt, was Margot Dijkgraaf.
Van die weinige ontdekkingen was Michael Zeeman achter zonder twijfel de meest opvallende. Ik herinner me nog goed de verveelde middag dat ik aan de achterkant van het toenmalige NRC-complex aan de Rotterdamse Westblaak, een paar meter boven de toen nog bouwvallige Witte de Withstraat, aan het nieuwe CS zat te werken en een telefoontje kreeg van een kennelijk wat oudere man die stijfjes, met een schuchter, hees stemgeluid aanbood iets over een boek te willen schrijven dat net was uitgekomen. ‘Fin de siecle Vienna’ was het geloof ik, een nog altijd onvolprezen meesterwerk.
We voerden als NRC Handelsblad in die dagen – anders dan bijvoorbeeld de Volkskrant – een voorbeeldige, ‘open’ politiek en iedereen met een goed idee was welkom op onze pagina’s. Ik zei de gedistingeerde heer aan de andere kant van de lijn dan ook maar dat ik zijn stuk wel zou willen lezen. Voor mijn ogen was ondertussen onontkoombaar een gebogen gestalte met een lange witte baard verschenen, die zich na een uitputtend leven als leraar of hoofddocent met een zucht in zijn krakende bibliotheek had teruggetrokken om daar alleen nog maar met de Hogere Cultuur bezig te hoeven zijn.
Hoe groot was mijn verrassing, toen ik een paar stukken – en een paar geprekjes later – begreep dat deze teleurgestelde gepensioneerde leraar of hoogleraar in werkelijkheid een jongen van amper 20 jaar was.
Het is vreemd hoe een beetje informatie over iemands leeftijd plotseling je waardering voor zijn werk kan doen veranderen. Een hese jongen uit het verre noorden die graag over het Weense fin de siecle wilde schrijven of een uitgebluste bejaarde: het doet me pijn om toe te geven maar dat maakt voor een permanent vernieuwende krant als NRC Handelsblad nogal wat uit.
De verhalen die daarna over Michael de ronde begonnen te doen, en die dat blijkens de necrologieën nog altijd doen, hebben bij velen het zicht op zijn persoon helaas een beetje vertroebeld. Dat is in de hand gewerkt doordat veel van die stukken zijn geschreven door die paar mensen die langdurig met Zeeman bevriend zijn geweest. en gebleven.
Journalisten horen geen necrologieen te schrijven over mensen met wie ze bevriend zijn.
Arnon Grunberg, en hij heeft daarin gelijk, heeft me wel eens geschreven dat Michael Zeeman ‘een romanpersonage’ is, die zich daarom aan ons alledaags moreel oordeel onttrekt.
Mijn verhalen over hem, en mijn oordelen, houd ik dus voorlopig nog maar even voor me, zoals over die keer dat ik hem onverwacht met Eva Cossee in een Praags hotel betrapte tijdens een reis die hij, zo had hij me bezworen, ‘per se in (zijn) eentje’ wilde maken, of over die keer dat hij mijn toen nog jeugdige zoon Gijs in de trein van Utrecht naar Amsterdam uitvoerig heeft onderhouden over de schoonheid van ‘boeken over boeken’. Ik ben – goddank- nog niet aan mijn memoires toe, en mijn eerste roman is nog niet af.
Maar het doet me wel pijn dat Michael Zeeman nu, in het uur van zijn dood, nog bij lange na niet de leeftijd had bereikt die ik hem toen, in ons allereerste telefoongesprek, had toegedicht.
Een eeuw is gisteren ten einde gekomen, maar niet de eeuw waarover Michael toen al zo graag voor ons schrijven wilde.
Het was een andere, helaas veel sneller verlopen eeuw.
De eeuw van Michael Zeeman is voorbij: Fin de siecle Zeeman.