‘Bij de binder’ – op zoek naar een Gids
Door Reinjan Mulder
Kent u het literaire tijdschrift De Gids? Een tijdje geleden las ik daarin een buitengewoon interessant stukje. Omdat ik er naar verwijzen wilde in een boek over opnieuw beginnen dat binnenkort verschijnt, probeerde ik het deze week terug te vinden. Het was niet zo lang, ik kende het nog bijna uit mijn hoofd, maar ik wist de exacte titel niet meer, noch de paginanummers.
En dat moet, voor een verwijzing in een boek.
Maar een Gids van anderhalf jaar geleden terugvinden is in Amsterdam niet meer zo eenvoudig. Via Google Earth weet ik hoe de andere kant van de aarde eruit ziet, via internet kan ik miljoenen boek- en tijdschrifttitels uit honderden verre landen achterhalen, maar een interessant stukje in een gerenommeerd Nederlands literair tijdschrift vinden van 18 maanden geleden is andere koek. De Gids is maar summier op internet aanwezig, zowel het stuk dat ik zocht, als de titel ervan ontbreken daar.
Gelukkig woon ik in een stad waar zeer onlangs een gigantisch, uitermate kostbaar en innovatief centrum is geopend voor alle denkbare soorten informatie, zowel digitaal als niet niet-digitaal: de Oba. Dus snel naar de Oba gefietst, op zoek naar dat ene, inmiddels vervloekte, stukje uit De Gids van juli/augustus 2007. Een paar jaar geleden had ik in de kranten langdurige discussie moeten lezen over de verspreiding van literaire tijdschriften over alle bibliotheken van het land, en als het gezochte nummer ergens was, dan was dat hier. Bovendien was de drijvende kracht achter dit speciale nummer van De Gids, ik zeg net nog maar even: van juli/augustus 2007, Maarten Asscher geweest: lange tijd iets heel hoogs en belangrijks bij het Ministerie van Cultuur. Als iemand er voor zou waken dat zijn geesteskind overal in Nederland was in te zien, was hij het.
Tja.
Bij de Oba aangekomen, op de Oosterdokskade, merk ik dat je dat vooral niet al te vroeg moet doen. Het wereldhandelscentrum voor allerhande informatie blijkt pas om tien uur ’s morgens open te gaan, en veel café’s in de buurt met lekkere koffie zijn er niet.
Om tien over tien dring ik eindelijk tot de hal van het immense gebouw door, en daarna ook tot de onvoorstelbaar volledige tijdschriftenafdeling. Er klinkt gezellige Afrikaanse muziek.
Ik heb door al dat wachten inmiddels wel zin gekregen in een kopje koffie, maar dat stuit op praktische bezwaren. Ik heb buiten de waardin gerekend. Die is nog rustig haar koffiezetapparaat aan het schoonmaken, ze vult de oven met af te bakken muffins en taartjes en zegt dat het zeker nog wel een kwartiertje duren kan voor ik iets kan krijgen.
Aan een van de leestafels zie ik iemand met een bekertje koffie zitten. Ik vraag waar zij die op dit uur vandaan heeft.
‘Ik werk hier.’
‘Ik ook’, wil ik zeggen, maar nog net op tijd bedenk ik me. De koffievoorziening is hier geprivatiseerd. Kan zij het helpen dat hier Amsterdamse tijden gelden.
Inmiddels begint er langzaam leven in de tijdschriftenafdeling te komen, een mer a boire voor wie van lezen houdt. Ik zie honderden periodieken, uit alle delen van de wereld, en het duurt niet lang of ik zie ook een nummer van de Gids.
Het is elf uur, ik ben warm.
Waar kan ik jaargang 2007 vinden, vraag ik aan iemand in een glazen hokje.
Ik hoor dat je daarvoor een schriftelijke aanvraag moet indienen op een van de hoger gelegen verdiepingen.
Daar is een vriendelijke dame bereid me verder te helpen. Ze schakelt wat op haar computer heen weer tussen alle mogelijke soorten gidsen die er in huis zijn, en in uur, hoor ik, zou De Gids bij de afhaalbalie kunnen zijn.
Ik besluit maar even de stad in te gaan, om vast bij een boekhandel een boek te kopen dat ik ook nog citeren wil.
Wat een fietstocht is dat, vanaf de Oosterdokskade… maar om half een ben ik terug.
Er zijn een paar mensen voor me bij de afhaalbalie, maar dan ben ik aan de beurt.
‘Ik had u al proberen te bellen. Het tijdschrift is er niet,’ krijg ik van een baliemedewerker te horen. ‘Het is bij de binder.’
Een groot deja vu overvalt me. Ik heb ooit deze stad een proefschrift geschreven. ‘De Binder’ was toen ieders grootste vijand. De geniaalste ideeën zijn in die jaren teloorgegaan, dank zij ‘de binder’.
Maar ik heb De Gids wel vandaag nodig. De binder mag dan tijd nodig hebben, de drukker wacht niet.
‘Weet u misschien een andere plaats in Amsterdam waar ze het hebben,’ vraag ik. ‘Misschien bij de UB? Het P.C.Hoofthuis?’
‘De P.C.Hooftstraat?’ De baliemedewerkster kijkt me aan of ze in Keulen het archief hoort instorten. ‘Ik doe alleen de uitgiftes, daarvoor moet u op de tijdschriftenafdeling zijn.
En zo ben ik aan het begin van de middag weer terug op de tijdschriftenafdeling, waar ik de dag om even over tien, zonder koffie voor wie er niet werkt, begonnen was. Ik zeg tegen dezelfde dame als daarnet: ‘De Gids van 2007 wordt ingebonden, weet u misschien waar in de stad ik er nog meer een blik in zou kunnen werpen?’
De medewerkster kijkt me meewarig aan.
‘Ingebonden? De Gids? Dat doen ze toch allang niet meer…
Ze loopt naar een kast, en vraagt welk nummer ik zoek.
‘Juli/augustus 2007,’ zeg ik hees.
Met één handbeweging haalt ze het nummer uit een hoge stapel tevoorschijn.
haha! ja zo blijft de burger zoet. hoe is het met jouw manuscript? is het ‘kopijverkeer’ al begonnen? bij mij wel. t is al een keer teruggeweest, en nu is het weer weg. als het dan straks weer terugkomt, is het een ‘proef’. leuk hoor. ik heb de smaak te pakken.