De mythe van Amsterdam Wereldboekenstad
Door Hester Knibbe, Reinjan Mulder en Barber van de Pol
Is ‘wereldboekenstad’ Amsterdam werkelijk altijd zo’n open stad geweest voor schrijvers – en hebben de drie iconen daar veel van mogen profiteren? En waarom kreeg Harry Mulisch geen ererol bij de openingsceremonie?
In Amsterdam heeft prinses Laurentien vorige week met het openslaan van een reuzenboek de manifestatie Amsterdam Wereldboekenstad geopend. Het thema van deze een heel jaar durende manifestatie is: ‘Open boek’. Amsterdam wil daarmee laten zien door de eeuwen heen een ‘vrijhaven’ te zijn voor het geschreven woord.
Dat is een mooi streven. De vraag is echter of er wel zo veel reden is om Amsterdam trots als vrijhaven op te voeren, en of geen betere invulling aan het thema gegeven kon worden. Iedere lezende Nederlander kan zo de namen bedenken van kritische schrijvers voor wie Amsterdam nooit echt de vrijhaven is geworden die het nu pretendeert te zijn: W.F. Hermans, één van onze grootste schrijvers, werd nog niet zo lang geleden door de burgemeester van Amsterdam tot persona non grata verklaard, ook Gerard Reve vluchtte al snel weg uit het gewoel, Jan Wolkers week tijdig naar Texel uit, Arnon Grunberg verklaarde onlangs naar aanleiding van zijn ervaringen in Amsterdam hier zelfs geen openbare activiteiten meer te willen verrichten, P.F. Thomése verdween naar Haarlem, Kees van Beijnum en Leon de Winter naar Bloemendaal, Hella Haasse moest voor haar beste werk naar Frankrijk verhuizen en Cees Nooteboom brak pas door toen hij van Amsterdam naar Berlijn was verhuisd.
En dan zouden we nog bijna grote Multatuli vergeten, de grootste Nederlandse schrijver aller tijden wiens aanklachten tegen het onrecht nog altijd actueel zijn, maar die deze wel ver weg in Brussel moest formuleren, waarna hij op zijn oude dag eindelijk in Nieder-Ingelheim, in Duitsland, de rust vond die hij zocht.
Geen wonder dat het festival waarmee de manifestatie dit weekend werd geopend, vooral bevolkt werd door schrijvers die nog niet eerder met Amsterdam te maken hebben gehad – en die dan ook weinig bijzonders over Amsterdam hebben gepubliceerd: David Grossman, Vikram Seth, Ingo Schulze, etc.
Maar was het tegen die achtergrond dan wel zo’n goed idee om toch ook nog drie min of meer Amsterdamse schrijvers als ‘iconen’ voor Amsterdam Wereldboekenstad op te voeren? De gezichten van Baruch de Spinoza, Anne Frank en Annie M.G. Schmidt sieren nu onder meer alle boekenleggers die dit jaar overal worden verspreid. Het pijnlijke is dat zelfs deze drie iconen waarschijnlijk maar hebben weinig gemerkt van de reputatie van ‘vrijhaven’ die Amsterdam zich nu plotseling aanmeet. Van de drie zijn er in elk geval twee die hier volledig tegen hun zin ernstig betrokken raakten bij gebeurtenissen waarvoor een open stad zich maar beter heel diep zou kunnen schamen.
Waarom kiest het Amsterdams Wereldboekenstad uitgerekend voor ‘iconen’ die vooral de onmiskenbare schaduwzijden van de hoofdstad laten zien?
De drie belangrijkste schrijvers die de manifestatie nu moeten dragen zijn niet alleen alle drie al jaren lang dood, van Frank en Spinoza is toch algemeen bekend dat ze van het leven in de hoofdstad veel meer last dan gemak hebben gehad.
Baruch de Spinoza werd weliswaar in Amsterdam geboren, op de plek waar nu het Amsterdamse stadhuis staat, maar hij ondervond daar al snel zoveel weerstand, dat hij de stad na een paar jaar hard werken moest ontvluchten om – na een tussenstop in Rijnsburg – zijn oude dag in Den Haag door te brengen. Zijn bekendste werk, de Ethica, kon in Amsterdam vanwege het gevaarlijke klimaat ter plekke pas na zijn dood en dan nog onder een andere naam verschijnen, en zelfs toen bevalen de Staten van Holland en West-Friesland nog zijn werk ‘door alle wegen ende middelen te supprimeren’.
Het gevolg was dat een Amsterdamse boekverkoper die in 1761 iets van Spinoza te koop aanbood door de voorgangers van het huidige college van b. en w., de Amsterdamse schepenen, tot een voor die tijd krankzinnig hoge boete van driehonderd gulden werd veroordeeld.
Ook van Anne Frank kan niemand volhouden dat haar schrijverschap hier optimaal tot bloei is kunnen komen dank zij het inspirerende, open klimaat dat in Amsterdam heerste. Toegegeven, haar voortijdige dood in Duitsland is in de eerste plaats door niet-Amsterdammers veroorzaakt, maar tijdens het schrijven van Het achterhuis heeft Amsterdam zich jegens haar zeker niet van zijn meest tolerante zijde laten zien. Het riekt dan ook eerder naar goedkoop sentiment om haar nu opeens in het kader van de Amsterdampromotie als een icoon van de open stad van stal te halen – hoe beroemd ze internationaal misschien ook is.
Geheel in lijn met deze paradoxale uitgangspunten was ook de openingsmanifestatie vorige week woensdag geen ondubbelzinnige demonstratie van Amsterdam als vrijhaven voor het boek. De tegenwoordig in de grachtengordel wonende schrijfster Nelleke Noordervliet fietste weliswaar behendig door het gangpad van de Westerkerk naar de presentator Hans Goedkoop toe, en in haar boek over Amsterdam als boekenstad biedt zij een amusante blik op vier eeuwen boekgeschiedenis, maar aan de lange, geheel in het Engels gehouden lezing door de Israëlische schrijver David Grossman was, afgezien van een verwijzing naar (de ook al voortijdig uit Amsterdam verwijderde) Etty Hillesum, maar erg weinig Amsterdam te ontdekken.
Grossman had in zijn verhaal zeker wat zinnigs te melden, en het is mooi dat een dergelijke buitenlandse schrijver van tijd tot tijd in Amsterdam te gast is, maar waarom werd de ererol op deze feestelijke gebeurtenis niet door een van de weinigen vervuld die door de jaren heen altijd pal achter Amsterdam zijn blijven staan? Bij het woord Amsterdam Wereldboekenstad denken wij toch vooral aan die eigenzinnige schrijver uit Haarlem die op jonge leeftijd uit volle overtuiging naar Amsterdam verhuisde, waar hij nog altijd woont en waar hij zijn internationaal gevierde boeken schreef zoals De aanslag, en De ontdekking van de hemel.
Waar bleef vorige week Harry Mulisch? Aan een gebrek aan interesse van de kant van het enige echte Amsterdamse icoon heeft het zeker niet gelegen. De ‘Homerus van het Leidseplein’ zat de hele woensdagavond gezond en wel in de kerkbanken van de Westerkerk naar David Grossman en de vele functionarissen om hem heen te luisteren.
Verscheen eerder in Het Parool van 29 april 2008