Een idealistisch uitgever – Bij de dood van Jos Knipscheer
Door Reinjan Mulder
Sommige uitgevers gaan het vak in om rijk te worden, andere beginnen iets omdat ze een bepaald soort boeken onder de aandacht willen brengen. Tot het laatste soort behoorde de Jos Knipscheer. Samen met zijn broer Frank zette hij in de jaren zeventig in Haarlem een kleine eigen uitgeverij op onder de naam In de Knipscheer.
Sindsdien staat deze naam voor een van de meest persoonlijke literaire fondsen van Nederland. De Knipscheers vonden dat de bestaande uitgevers zich te veel op een kortzichtig westers cultuurmodel richtten. In plaats daarvan kwamen zij met vertalingen van Noordamerikaanse indianen en de Poolse schrijver Marian Pankowski.
Al gauw verbreedde hun fonds zich tot bijna alles wat maar tegen de hoofdstroom inging. Jos Knipscheer was daarbij jaren lang het gezicht van de uitgeverij. Hij koos de titels uit die uitgebracht moesten worden, hij vertaalde ze vaak en verzorgde ook in enthousiaste bewoordingen hun promotie. Promotie is in dit opzicht eigenlijk een te beladen woord. Hij promootte zijn boeken niet zozeer, omdat dat zijn taak was, hij vond ze ook echt de beste ter wereld. Bekende buitenlanders die hij op deze manier introduceerde waren de Amerikaanse zwarte schrijfster Alice Walker en de Afrikanen Chinua Achebe, Chenjerai Howe en Wole Soyinka.
Binnen het Nederlandse taalgebied komt Jos Knipscheer de eer toe een groot aantal later bekend geworden auteurs te hebben ontdekt. Zijn grootste vondst was Leon de Winter, die zich later tot een internationale bestseller-auteur ontwikkelde. Andere namen waren Marion Bloem, Robert Vernooy en Astrid Roemer.
Treurig genoeg verdwenen zij na verloop van tijd naar grotere uitgevers. Het is echter tekenend voor Knipscheer dat sommigen ook daarna nog gedeeltelijk trouw bleven. Zo wordt De Winters vroege werk nog steeds in nieuwe edities door In de Knipscheer herdrukt, terwijl zijn commercieel minder aantrekkelijk werk daar nog altijd uitsluitend verschijnt.
In de Knipscheer is altijd een gespecialiseerde uitgeverij gebleven. Dankzij Jos Knipscheer werden ze het fonds met de meeste Surinaamse en Antilliaanse schrijvers, met namen als Albert Helman, Boelie van Leeuwen, Hugo Pos en Michael Slory.
Een andere door Jos Knipscheer ingezette specialiteit was het experimentele, in de tegencultuur gewortelde genre. In de Knipscheer bleef daardoor steeds een jonge uitgeverij, waar dichtersgroepen als de maximalen bijna automatisch een onderdak vonden.
Jos Knipscheer, die ook de medeorganisator was van het Amsterdamse One World Poetry Festival, had een slechte gezondheid. Jarenlang bleef hij zich desondanks met de uitgeverij bezig houden. Toen hem dat uiteindelijk niet meer lukte, leidde zijn broer Frank de zaak verder. In de Knipscheer is nooit een grote uitgeverij geworden, maar er zullen weinig mensen zijn die nooit een door Jos Knipscheer bedacht boek hebben gezien.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 13 februari 1997 .