Mollengif in de Bloody Mary – Recensie van Hermine de Graaf’s roman ‘De weg naar het pompstation’
Door Reinjan Mulder
De nieuwe roman van Hermine de Graaf, De weg naar het pompstation, doet op het eerste gezicht denken aan de reeks vroege ‘meisjesverhalen’ waaraan de schrijfster nog steeds haar grootste bekendheid dankt. Het is een roman over een familievete op het langzaam verzakkende deksel van de Groninger aardgasbel. Een koppig meisje dat zich niet in een vast patroon wil voegen, wordt over een langere periode gevolgd tot ze op middelbare leeftijd tot inkeer en tot rust komt. Dat levert weer een aantal mooie observaties op, dromerige herinneringen aan een jeugd afgewisseld met opstandig commentaar. Over een jonger zusje bijvoorbeeld, van wie wordt gezegd: ‘Corinne was de knapste en het type dat er bij het ouder worden als een geconserveerde schoonheid goed blijft uitzien. Een fenomeen dat later door haar accountant, die haar als een diepte investering zag, feilloos op juiste waarde werd geschat.’
Daar doorheen heeft De Graaf echter elementen van een thriller geweven. Ze sluit daarmee aan bij een schrijfster als Renate Dorrestein die haar laatste roman, Een sterke roman, ook begon met een moordaanslag. Ook in andere opzichten doet De weg naar het pompstation trouwens aan Dorrrestein denken. Het boek heeft soms eenzelfde, af en toe bijna op hol slaande felheid, een toon die vroeger met het woord ‘pinnig’ werd aangeduid. En De Graaf heeft ook dezelfde sarcastische humor als Dorrestein. Humor die het verhaal soms op het randje van het flauwe of het melige brengt. Een soort slapstick die het boek in ieder geval wel direct onderscheidt van de vaak nogal voorzichtige of zwaar aangezette boeken van veel collega’s.
Al meteen aan het begin wordt duidelijk dat er vermoedelijk een moordaanslag op de hoofdpersoon is gepleegd. Er zat mollengif in de bloody mary. Ze is met spoed naar een ziekenhuis overgebracht alwaar ze zich gedurende de rest van het boek, samen met de lezer, afvraagt wie de dader kan zijn geweest.
Deze vraag geeft Hermine de Graaf de gelegenheid in te gaan op het thema wraak dat ze al met zoveel succes in eerdere boeken gebruikte. Er zijn in de omgeving van het slachtoffer een stuk of zes personen die een moord op haar zouden kunnen plegen. In de ogen van de vertelster hebben allen hun eigen reden voor wraak. Het slachtoffer heeft haar twee kinderen emotioneel verwaarloosd, ze heeft zelf, zoals zoveel opstandige kinderen, haar ouders verraden, en met haar twee zusters heeft ze ooit naar de gunsten van dezelfde man gedongen. Ten slotte heeft ook het slachtoffer een reden tot wraak. In haar ziekenhuisbed, aan het infuus, verzucht ze: ‘Doodsangst ligt aan de ene kant van mijn bed en aan de andere zijde de wraakzucht die me in leven houdt.’
Behalve dat het boek als een thriller is opgezet, is er nog een nieuw element in De weg naar het pompstation: satire. In de flashbacks op het leven van de hoofdpersoon, waaruit het boek voor het grootste deel is opgebouwd, wordt niet zelden komisch bedoeld commentaar geleverd op de door haar en haar familie aangehangen zeden en gewoonten. In de roerige jaren zestig heeft ze zich willoos laten meeslepen door de milieubeweging en door Marx, Che Guevara en Ho Tsji-minh. En later heeft ze als radio- en tv-presentatrice al even vlot alle mogelijke misstanden uitgelegd, onder het motto: ‘geen diepgang en veel onzin, zo door mij gepresenteerd dat het gebrek aan ernst niet lijkt op het missen van je avondeten als je honger hebt.’
De strekking van het verhaal is ten slotte weer heel ernstig. Het komt er op neer dat het slachtoffer inziet dat ze, wie de aanslag ook heeft gepleegd, deze in ieder geval zelf heeft uitgelokt. Slachtoffers kunnen soms zelf daders zijn.
De combinatie van roman, thriller en satire zoals die nu in De weg naar het pompstationwordt beproefd, is niet overal even geslaagd. Het is begrijpelijk dat Hermine de Graaf na zoveel mooie boeken ook eens iets nieuws wilde proberen, maar haar kracht blijft toch de toon en het observatievermogen in primaire verhaal, waarin de hoofdpersoon herinneringen ophaalt aan een jeugd in Oost-Groningen, aan haar vader die bij de gaswinning betrokken was, en aan de zusters die samen met haar hun eerste seksuele gevoelens zien ontluiken. De Graaf vertelt in die gedeelten een mooi, schrijnend verhaal van ondergang en tot mislukken gedoemde opstandigheid.
Het thrillerelement en de satirische gedeelten voegen daar naar mijn idee weinig aan toe. De moordaanslag op de eerste bladzijden zorgt voor een zekere spanning en een alertheid bij de lezer, alles wat je leest kan van belang zijn, maar die aandacht blijkt wordt achteraf niet beloond. De ontknoping in het laatste hoofdstuk verdient eigenlijk nauwelijks die naam. Hij wordt, nogal teleurstellend, bereikt via een paar snelle, uit de lucht gegrepen nevenintriges, terwijl de belangrijkste verdachten, zoals de beide dochters en de moeder, tot op de laatste bladzijde blijven steken in een weinig diepgaande karikatuur.
Ik moet dan ook bekennen dat ik me aan de satire zoals Hermine de Graaf die nu bedrijft, af en toe flink heb geërgerd. Bepaalde motieven, zoals de herhaaldelijk terugkerende internationale carrière van de moeder als ‘hakkebordspeelster’ in een zigeunerorkest, zijn nog wel grappig, maar andere karakteriseringen, zoals de blinde Marx- en Guevara-aanbidding van de hoofdpersoon, zijn wel erg afgezaagd en soms zelfs ronduit banaal.
De recensie van ‘De weg naar het pompstation’ van Hermine de Graaf verscheen eerder in NRC Handelsblad van 2 februari 1996