Interview met Pat Barker over de Eerste Wereldoorlog

Door Reinjan Mulder
Het laatste deel van de trilogie van schrijfster Pat Barker over de Eerste Wereldoorlog was in oktober 1995 genomineerd voor de Booker-prijs, de grootste Engelse literatuurprijs, toen ik haar opzocht in Londen. Zij wist toen nog niet dat ze twee weken, op 7 november, later de grote prijs winnen zou. Hoofdpersoon uit haar nieuwe boek was weer de legerarts William Rivers, die zijn patiënten zo snel mogelijk genas om ze terug te laten keren naar het front, waar hen vrijwel zeker de dood wachtte. ‘De huidige generatie schrijvers mist de verhulde heroïek en het heimwee naar het front die de boeken uit de jaren twintig en dertig kenmerken.’

Een nominatie voor de Booker-prijs betekent in Engeland hard werken. Sinds Pat Barker (Thornaby-on-Tees, 1943) hoorde dat haar boek The Ghost Road zou meedingen naar Engelands belangrijkste literaire prijs, had ze al elf lezingen moeten houden. Om hier niet onder te bezwijken had de schrijfster, die in het noordelijke Durham woont, tijdelijk haar intrek genomen in het Londense Kensington Park Hotel. Dat kon niet verhinderen dat ze nog altijd moest woekeren met haar tijd. Als ik me op het afgesproken uur aan de balie van het hotel vervoeg, zie ik haar nog net in een klein gezelschap naar de lounge verdwijnen. Een fotograaf van het Amerikaanse persagentschap Associated Press heeft zich onaangekondigd over haar ontfermd met de mededeling dat hij onmiddellijk foto’s moet maken voor Amerika. Zijn bureau wil goed voorbereid zijn, als ze volgende week de Booker-prijs krijgt.
Barker kan haar verontwaardiging nauwelijks onderdrukken en stelt voor om, fotograaf of niet, maar meteen met het interview te beginnen. Als hij weg is, met opnames waarop de schrijfster lief lachend over haar nieuwe boek heen kijkt, zegt Barker dat ze de Booker-prijs met alles wat daar bij hoort als een noodzakelijk kwaad ziet. ‘Een nominatie zorgt ervoor dat je boek wordt verkocht en het maakt je sterker in onderhandelingen over een volgend boek. Als je net genomineerd bent geweest, denken de uitgevers in ieder geval dat je de komende jaren nog meegaat.’

Het bereiken van een groot publiek is voor een sociaal geëngageerd schrijfster als Barker geen bijzaak. In haar boeken, zegt ze, probeert ze ‘zonder compromissen te sluiten’ voor zo veel mogelijk lezers haar verhaal te vertellen. “Als je wat te zeggen hebt, moet je je lezers niet afstoten, je moet ze naar je boeken toe halen,” vindt ze. In 1982, toen ze in haar schaarse vrije tijd haar eerste boek, Union Street, schreef, leverde deze houding haar meteen een grote groep lezers op. Het debuut over de lotgevallen van zeven vrouwen uit een Engelse afbraakbuurt wordt in feministische kringen nog altijd gekoesterd als een realistische beschrijving van het moeizame leven aan de onderkant van de maatschappij. Ook in ons land wordt de vertaling van het boek volgens haar Nederlandse uitgever De Geus nog steeds geregeld bijbesteld.
Pat Barker had een armoedige jeugd, haar vader, die bij de RAF diende, kwam vijf maanden voor haar geboorte om het leven. Ze betreurt het dat de televisieuitzending waarin de winnaar van de Booker-prijs bekend wordt gemaakt door avondkleding en ‘grote hoeveelheden eten’ de indruk wekt dat het lezen van haar boeken iets voor de betere kringen is.
In The Ghost Road vertelt Barker op een levendige manier, met veel dialogen en stukjes dagboek, het verhaal van de Britse legerarts William Rivers die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog inzet voor het oplappen van overspannen militairen. Eén van zijn patiënten, een officier die uit de arbeidersklasse afkomstig is, wordt er daarbij uitgelicht. Na een behandeling van Rivers is hij genezen verklaard zodat hij weer terug moet naar het front. Het boek begint met een wandeling van de militair langs het Engelse strand, waar het leven doorgaat, en zijn afscheid van zijn pas verworven verloofde. Aan het eind van het boek zien we de dokter mijmeren over zijn tijd vóór de oorlog, terwijl de militair in Frankrijk, met zijn vriend de dichter Wilfred Owen, de verschrikkingen van het slagveld ervaart.

Met The Ghost Road bouwt Pat Barker voort op twee eerdere boeken, Regeneration (1991) en The Eye in de Door (1993). In alle drie komt William Rivers voor. De arts is, zoals Barker in een naschrift laat weten, gebaseerd op een historische figuur met dezelfde naam en dezelfde functie, naar wie ze jaren archiefonderzoek deed. “Het bijzondere aan Rivers was dat hij niets moest hebben van de in zijn tijd snel opkomende medische behandelmethoden van trauma’s, die er op gericht waren de oorzaken daarvan te vergeten. Rivers wilde zijn patiënten in lange, vriendschappelijke gesprekken laten teruggaan naar hun tijd aan het front om hen zelf inzicht in hun ziektebeeld te laten krijgen.”

Het tragische, en daarom interessante aan de legerarts was echter dat hij het beste met zijn patiënten voorhad, maar hen niet genas om ze in de gewone maatschappij terug te brengen. Hij genas zijn patiënten om ze zo snel mogelijk terug te laten keren naar het front, waar hen vrijwel zeker de dood wachtte. Barker: “Ik wil in mijn boek de moderne lezer laten zien hoe iemand in die tijd ondanks alles wat hij meemaakte, kon blijven denken dat de oorlog in Frankrijk tot het einde uitgevochten moest worden. Rivers was oprecht ontzet over de schending van de Belgische neutraliteit en hij vond dat Engeland dat niet kon toelaten.”

Rivers positie als legerarts was in dat opzicht niet uitzonderlijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren in Engeland volgens Barker achttien inrichtingen dag en nacht in de weer met het psychisch oplappen van militairen. ‘Het was in de loopgraaf meestal puur geluk als er geen granaat op je hoofd viel. In zo’n situatie storten mensen veel sneller in dan in een conventionele oorlog waarin voortgang wordt gemaakt. En het was de taak van de psychiaters om daar wat aan te doen.’
Hoewel de drie boeken nu steeds als trilogie worden aangeduid, zijn ze niet als zodanig geschreven. Toen Barker haar eerste boek af had, wist ze zelf nog niet dat haar personages in een volgend boek zouden terugkeren. Tussen de drie delen van de trilogie zijn onderling grote verschillen in toon en opbouw. In het eerste boek, Regeneration, is de (fictieve) patiënt die in het derde deel wordt gevolgd bijvoorbeeld maar één van de vele personages. De meeste aandacht gaat daar naar enkele later beroemd geworden schrijvers die de kliniek van Rivers hebben aangedaan: Siegfried Sassoon, de auteur van Memoirs of a Fox-Hunting Man, Sassoons meer pragmatisch ingestelde vriend Robert Graves, en de 1918 gesneuvelde oorlogsdichter Wilfred Owen. In het eerste boek lezen we hoe Sassoon, zoals ook in werkelijkheid is gebeurd, naar de kliniek van Rivers werd doorverwezen omdat hij een manifest tegen de oorlog heeft laten proclameren. Voor de legerleiding komt zo’n verbanning naar een inrichting goed uit, het is de eenvoudigste manier om een dreigende anti-oorlogsstemming in het land de kop in te drukken.

Barker zegt in haar eerste boek vooral de verschillende standpunten over de oorlog te hebben willen geven, zonder zelf voor één ervan te kiezen. ‘Beide partijen hadden gelijk, dat maakt het zo tragisch.’ Ze vertelt dat het idee om een roman over de Eerste Wereldoorlog te schrijven haar al langer bezighield. Voor ze op de figuur van William Rivers stuitte, was ze echter bang dat ze weinig nieuws had toe te voegen aan de stapels boeken die er al over het onderwerp bestonden. Ze kende de oorlog uit de verhalen van haar grootvader, die in Frankrijk gewond raakte en bij wie ze in huis woonde. Maar hoe kon ze er een roman over schrijven?
Wat Barker in eerste instantie boeide in de verhalen die ze in haar jeugd hoorde, waren de veranderende verhoudingen tijdens de oorlog. “In een oorlog krijgen vrouwen plotseling veel meer vrijheid dan mannen, en dat vinden ze prettig. De mannen zitten opgesloten in de loopgraven, alleen maar omdat ze als mannen zijn geboren, maar de vrouwen worden zelfstandiger.’ In haar boeken heeft Barker onder meer de gecompliceerde verhouding willen aangeven tussen de mensen die naar het front moesten en degenen die veilig thuis bleven. ‘Veel mensen die naar Frankrijk gingen, koesterden diep in zichzelf een wrok tegen degenen die achter mochten blijven, dat wil zeggen tegen vrouwen, kinderen en bejaarden.’

Bij haar bronnenonderzoek ontdekte Barker hoe de scheidslijnen tussen de verschillende klassen die de Engelse maatschappij kent in een oorlog kunnen vervagen. ‘Een upperclass officier kon plotseling in aanraking komen met iemand uit het volk, op een manier zoals hij dat nooit eerder had meegemaakt. Maar er bleven wel verschillen. Een soldaat moest aan het front vijftig pond met zich meetorsen, en een officier alleen maar een stokje en een revolver. En één op de tien soldaten kreeg een schep mee die het hem onmogelijk maakte om te bukken. Hij werd daardoor een veel makkelijker schietschijf voor de vijand dan een officier.’

Ik vraag Pat Barker waar volgens haar de recente hausse aan boeken over de Eerste Wereldoorlog vandaan komt. Haar trilogie staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een grote stroom boeken die de laatste jaren over dit thema is verschenen. Ze vermoedt dat het te maken heeft met het verdwijnen van de generatie schrijvers die uit eigen ervaring over de Tweede Wereldoorlog schreven, zodat er ruimte is voor iets nieuws, en met een aantal recente herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog. Die hebben gestimuleerd dat sommige schrijvers deze oorlog opnieuw als thema hebben ontdekt.
De huidige generatie schrijvers staat volgens Barker afstandelijker tegenover de Eerste Wereldoorlog dan de oorlogsschrijvers van de eerste generatie. Ze missen de verhulde heroïek en het heimwee naar het front die de boeken uit de jaren twintig en dertig kenmerken. ‘Veel mensen hebben nu een verkeerd beeld van de oorlogsdichters. Ze denken bijvoorbeeld dat Owen een pacifist was, die gedichten tegen de oorlog schreef. Maar dat was hij niet. Zijn houding was veel complexer. Hij was er trots op om soldaat te zijn, hij was trots op zijn regiment. In zijn laatste brieven lees je de vreugde die hij aan het front heeft gevoeld.’

Pat Barker gelooft dat de morele vragen die op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog zijn opgekomen, nog steeds niet zijn beantwoord. “De Eerste Wereldoorlog is een reageerbuis geweest waarin je kon zien hoe onderlinge verhoudingen onder extreme omstandigheden konden veranderen en hoe morele besluitvorming tot stand komt. Net als later de concentratiekampen hebben de slagvelden ons laten zien waartoe de mens in staat is. Omdat dit altijd van belang zal blijven, zal de Eerste Wereldoorlog nooit tot het verleden behoren.” Met de verwerking van het verleden door een maatschappij is het volgens Barker net als bij verwerking door een individu. “Eerst wil je het verleden vergeten, maar als dat niet meer kan, ga je er over praten. Vanaf dat moment kan het herstel inzetten.”

Over de Bookerprijs die twee weken later wordt uitgereikt, zegt ze dat er maar één schrijver is die de prijs verdient. ‘Ik zou het niet erg vinden van Salman Rushdie te verliezen. Als iemand de prijs twee keer verdient, is hij het.’
Maar Rushdie heeft al laten weten dat Barker de prijs verdient. Als er één moment is waarop Barker gelauwerd moet worden, moet hij hebben gedacht, is het nu, nu haar imposante trilogie is voltooid.

Pat Barker: The Ghost Road. Uitg. Viking, 228 blz. In het een Nederlands vertaald door Edith van Dijk zijn o.a. Niemandsland (Regeneration) en Het oog in de deur (The Eye in the Door).

Dit interview met Pat Barker verscheen eerder in NRC Handelsblad van 3 november 1995.

 

Geef een reactie