Waarom Renate Dorrestein de Librisprijs niet kan winnen
Door Reinjan Mulder
AERDENHOUT, 15 MEI 1995. De Libris Literatuur Prijs 1995 die morgenavond tijdens een rechtstreekse televisieuitzending uit het Amstelhotel zal worden uitgereikt, kan door zes genomineerde schrijvers worden gewonnen. Maar volgens één van hen is er nu al één gedoodverfde verliezer. Volgens Renate Dorrestein (41) heeft zij absoluut geen kans vannacht naar huis te gaan met de honderdduizend gulden die aan de prijs is verbonden. ‘Deze jury heeft drie autobiografische boeken genomineerd, Indische duinen van Adriaan van Dis, Naar Merelbeke van Stefan Hertmans en Gesloten huis van Nicolaas Matsier. De jury tippelt dus op dat genre en zal één van deze drie laten winnen.’ Daar komt bij dat de jury er volgens Dorrestein plichtmatig op gelet zal hebben dat er één vrouw en één Belg bij de genomineerden zitten. ‘Alleen de andere vier zijn dus de echte auteurs.’ Dat zou betekenen dat ook Stefan Hertmans als kanshebber afvalt.
Wat Dorrestein echter definitief de zekerheid heeft gegeven dat zij vanavond geen enkele kans heeft om te winnen, is dat het volgens haar nog nooit is voorgekomen dat een geheel uit mannen bestaande jury de enige vrouw op een lijst van genomineerden laat winnen. ‘Ik sta er alleen maar bij omdat er een vrouw op moest.’ Ze verwijt het (eveneens geheel uit mannen bestaande) bestuur van de Stichting Libris Literatuur Prijs dan ook dat deze geen evenwichtiger jury heeft samengesteld. ‘Het gaat bij literaire prijzen niet om mooi zijn, maar om mooi vinden. Veel vrouwen vinden andere boeken mooi dan mannen en hun oordeel moet dus ook meespelen.’
Toch heeft Renate Dorrestein over waardering uit de mannelijke hoek niet te klagen. Haar nu genomineerde roman Een sterke man is door de vrouwelijke recensenten van Vrij Nederland, NRC Handelsblad en Opzij in het najaar vrij kritisch besproken, maar hun mannelijke collega’s van HP/De Tijd, De Standaard en De Volkskrant waren aanmerkelijk royaler in hun lof. ‘Voor de liefhebber valt er weer veel te genieten,’ meende Jaap Goedegebuure met een geweldige dooddoener in HP/De Tijd.
Ook ik moet bekennen dat Dorresteins boek me aanzienlijk meer heeft aangesproken dan ze zelf op grond van haar theorien zal hebben verwacht. In de twee dagen dat ik het las, heeft het me volledig in zijn ban gehouden. Het boek gaat op een prikkelende en soms vrij luchtige manier in op de behoefte aan geborgenheid die sommige vrouwen zouden voelen. Daarnaast relativeert het de verheven theorien waarmee gesubsidieerde en gesponsorde kunstinstellingen hun banale bestaan soms legitimeren. Het beschrijft het egocentrisme van veel kunstenaars en het komt uiteindelijk neer op een zeer eigenzinnig verwoord pleidooi voor liefde en onderlinge steun.
Dorrestein beschrijft in Een sterke man een aantal tumultueuze dagen in een internationaal kunstenaarscentrum in een Iers landhuis. Vier vrouwen vertellen achtereenvolgens over hun achtergrond en hun tijd in het landhuis. Het begint met een suikerzieke Nederlandse beeldhouwster die zich zeer gevleid voelt dat ze is uitverkoren zich in het vermaarde centrum verder te kunnen ontwikkelen, daarna volgen twee Ierse kunstenaressen, en het eindigt met de vrouw van de licht fascistode leider van het centrum. Zij is degeen die uiteindelijk de aard van het centrum en het leidende beginsel doorziet. In een aangrijpend en intelligent slothoofdstuk laat zij zien hoe haar man de liefde voor hun ziekelijke, ten dode opgeschreven zoontje heeft vervangen voor een irrationele liefde voor de kunst. Ze beschrijft ook hoe het voor haar onmogelijk is geworden om weg te gaan. De perverse, autoritaire atmosfeer in het grote huis is de enige atmosfeer waarin ze gedijt. Zonder haar man, de sterke man, en zijn idealen is ze niets.
Het gegeven en het decor, zegt Dorresetein als ik haar in haar nieuwe huis in Aerdenhout opzoek, zijn ontleend aan een bezoek dat ze een paar jaar geleden aan een dergelijk centrum bracht. Ze had haar boek Heden ik, over haar ervaringen met de ziekte myalgische encephalomyelitis (ME) bijna af, en zocht in Ierland de afstand en de rust om het af te ronden.
Anders dan in de roman was haar verblijf in Ierland echter buitengewoon vruchtbaar en gezellig. Maar daardoor begon ze zich juist af te vragen hoe het zou zijn wanneer de andere kunstenaars in het centrum niet zo aardig tegen haar waren geweest. ‘Ik besta uit omkeringen. Het was daar zo vreselijk plezierig dat ik nachtmerries kreeg van het tegenovergestelde. Wat verschrikkelijk moest dat zijn: je bent afgesneden van de rest en ze doen alleen maar vervelend tegen je.’
In haar boek is onder meer dit schrikbeeld uitgewerkt. De leider van het kunstenaarscentrum blijkt telkens iemand uit te nodigen die niet bij de rest past. Hij hoopt hierdoor de cohesie van de groep te vergroten. Zijn theorie is dat elke groep sterker wordt door de zwaksten te verstoten.
Het thema, zegt Dorrestein, sloot aan bij een oud plan om eens een boek te schrijven over ‘ervaringen van eenzaamheid’. Eenzaamheid hoort volgens haar bij de condition humaine, hoewel iedereen zich er eigenlijk voor geneert. ‘Je praat nog liever over je drankzucht dan over je eenzaamheid. Het heeft het odium dat je minderwaardig bent, een sociale misfit.’ Haar eigen ervaringen met haar ziekte kwamen haar daarbij goed van pas. ‘Ook chronisch ziek zijn is een ervaring van eenzaamheid.’
Door het verhaal door vier verschillende vrouwen te laten vertellen wilde Dorrestein laten zien op hoeveel manieren eenzaamheid zich kan manifesteren. ‘Ik wilde vooral de overeenkomsten laten zien. Het hoort zo bij vrouwenlevens dat je je een tijdje alleen voelt. Dieper dan dat kun je niet zinken, in sociaal opzicht en in je eigen beleving. Je wilt dan een man hebben op wie je kunt steunen.’
Dat de vier vrouwen in hun verhalen soms iets tuttigs en banaals hebben vindt Dorrestein geen enkel bezwaar. ‘Ik vindt knulligheid en tragiek een mooie combinatie. Tragiek zit in hele kleine dingen. In ons eigen leven nemen we toch elke muggebeet serieus. Mag dat dan ook in een roman gebeuren. Ik wilde opgewekt en lichtzinnig over zulke vreselijke onderwerpen als eenzaamheid schrijven. Dat vloeit voort uit wie ik ben. Ik heb een pessimistische kijk op het leven en een opgewekt karakter.’
Als Dorrestein vanavond ondanks alles toch de Libris Literatuur Prijs wint, zouden ze haar, zegt ze, met brancards moeten wegdragen. ‘Ik zou omvallen van verbazing.’
Ze wil het geld in dat geval bij de bank in tienduizend briefjes van tien omzetten die ze met een kruiwagen naar Aerdenhout wil rijden, om er daar, als een echte Dagobert Duck in rond te kunnen rollen. ‘Zo’n prijs maakt, qua hebzucht, het lelijkste in je los.’
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 15 mei 1995, aan de vooravond van de bekendmaking van winnaar van de Librisprijs 1995, die inderdaad geen Renate Dorrestein heette.