Boekenweekgeschenk van Leon de Winter: Oma gaat op oorlogspad
Door Reinjan Mulder
Recensie van: Leon de Winter, Serenade. Uitg. CPNB.
De naam Leon de Winter staat zo langzamerhand garant voor controverses. Er is bijna geen schrijver in Nederland die zoveel trouwe lezers heeft, maar er is ook bijna geen schrijver die bij elk boek zoveel kritiek moet incasseren. Zijn boekenweekgeschenk Serenade is in dit opzicht geen uitzondering. Nog voor het boekje in een oplage van 590.000 exemplaren in de boekhandel ligt, en nog voordat nog eens 170.000 eindexamenkandidaten het in het kader van ‘De vijftigste mei’ in hun schooltas mogen stoppen, zijn de discussies al weer losgebarsten. Nu omdat een aantal christelijke scholen heeft laten weten het boekje niet aan hun leerlingen uit te willen reiken omdat er te veel ‘seksuele uitvreterij’ in zou voorkomen.
Mij valt de seksuele component in Serenade eigenlijk nogal mee. Het grootste deel van het boek is zeer ingehouden van toon en de erotische passages maken nog niet één procent van het boek uit. In Serenade beschrijft Leon de Winter hoe een 74-jarige joodse vrouw op de televisie beelden uit Sarajevo ziet die haar doen denken aan haar eigen ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze raakt in een crisis en vertrekt halsoverkop naar Bosnië om daar te helpen bij de aanschaf van wapens.
Leon de Winter bouwt dit gegeven geroutineerd op. Al vrij snel in het boek is de vrouw verdwenen, maar pas geleidelijk wordt duidelijk waar ze is en wat haar heeft bewogen. Ondertussen lezen we over de lotgevallen van haar zoon, een componist van moderne commerciële muziek, en haar nieuwe joodse vriend, een handige sjacheraar, met een Rolex en veel massief goud op zijn lijf.
Leon de Winter is er waarschijnlijk op uit geweest om twee zeer verschillende gebeurtenissen met elkaar in verband brengen. Hij stelt de oorlog in het voormalige Joegoslavië uiteraard niet gelijk aan de massale vernietiging van Auschwitz, zoals wel is gesuggereerd, maar hij laat zien dat de oorlog voor velen die er onder geleden hebben nog lang niet over is. Zo doen de treinen naar moderne vakantiebestemmingen de vrouw onwillekeurig aan de deportaties denken waaraan ze tenauwernood is ontsnapt. Voor wie er gevoelig voor is, zo wil De Winter laten zien, kan het kleinste incident al een oorlogstrauma veroorzaken.
Dat alles neemt niet weg dat het naast elkaar plaatsen van Sarajevo en Auschwitz in Serenade naar mijn gevoel niet erg subtiel gebeurt. Waar De Winter aan de hand van de oude vrouw laat zien hoe de schokkende ervaringen uit het verleden vijftig jaar later nog in het dagelijks leven kunnen doorwerken, is hij heel overtuigend en heeft hij een juiste toon weten te vinden. Maar zodra hij het verhaal naar het vroegere Joegoslavië verplaatst, waar de vrouw en haar verwanten in aanraking komen met allerlei plaatselijke Rambo’s, wordt het vooral grotesk. Dat wordt nog versterkt doordat de zoon van de vrouw, die het eerste deel van het boek aan het woord is, zijn vertellersrol gedeeltelijk uit handen geeft aan een onbetrouwbare Kroaat. Het verhaal verandert daarna in een primitief soort detective: Oma gaat op oorlogspad.
Het zal wel geen toeval zijn dat juist het gedeelte waarin de reis door het vroegere Joegoslavië wordt beschreven, ook de seks-scène bevat waaraan sommige christelijke scholen zich nu hebben gestoord. Het is inderdaad een fragment dat nogal uit de toon valt, na het veel soberder eerste deel. Niet eens zozeer vanwege de handelingen die worden beschreven, als wel door de abrupte, potsierlijke weergave ervan. Tijdens zijn zoektocht naar zijn moeder komt de zoon nog even terug op zijn hotelkamer waar hij, zo schrijft De Winter, een serveerster aantreft met in haar mond het ‘niet onaanzienlijke geslacht’ van de nieuwe vriend van zijn moeder.
Ik neem aan dat Leon de Winter met deze scène de tragiek van de moeder en haar nieuwe vriend heeft willen confronteren met de lagere lusten die hen beiden voortdrijven. Ook elders in het boek probeert hij ‘het onbeschrijfelijke’, zoals hij dat noemt, te verbinden met ‘het cliché’. Maar in de plastische beschrijving van de serveerster en de oude man slaat dat streven onherroepelijk dood.
In de kunst zoals Leon de Winter die wil bedrijven gaat het, om in de terminologie van het boek te blijven, om een afgewogen combinatie van het allereenvoudigste met de hevigste emoties. In het eerste deel van het boek slaagt De Winter daar heel aardig in. Maar in het tweede deel krijgt het banale de overhand. Terwijl de tegenstellingen elkaar in het eerste deel nog heel erg goed in evenwicht houden, worden ze in het vervolg ondoordacht en kunstmatig.
Het is te verleidelijk om in dit verband het fragment te citeren dat De Winter in zijn novelle over een dergelijk verschijnsel heeft opgenomen. Het is op het moment dat de zoon van de oude vrouw is ingestort nadat hij aan een reclamebureau een glad en goedkoop deuntje heeft verkocht. Hij denkt: ‘Treife had ik haar in haar maag gesplitst. Blijkbaar was ik in staat zonder enige overtuiging de juiste deun te leveren en blijkbaar was de opdrachtgever niet bij machte door het bedrog heen te luisteren.’
Of de opdrachtgever van Leon de Winter, de CPNB, met Serenade tevreden is weet ik natuurlijk niet. Maar ik kan me voorstellen dat veel lezers in het boek de ware overtuiging van de schrijver zullen missen. Treife, dat is een woord dat je met enige overdrijving ook op dit geschenk zou kunnen toepassen.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 3 maart 1995