‘Verzinnen is ongepast’ – interview met Blake Morrison
Door Reinjan Mulder
‘Het is moeilijk als je iemand alleen nog maar in overleden toestand kunt herinneren,’ zegt de Engelse schrijver Blake Morrison. Daarom schreef hij En wanneer zag jij voor het laatst je vader?, een vader-en-zoonboek dat hij beslist geen roman wilde noemen. ‘Bij non-fictie denk je: Mijn God, dit gebeurt! Dat geeft een tekst een veel grotere, emotionelere lading.’
Een citaat uit zijn boek: ‘Sommige vrienden en tijdgenoten hebben ontroerende treurzangen geschreven over hun vader. Zelfs toen mijn vader nog kerngezond was, zat ik vaak dromend en tot tranen toe geroerd met deze gedichten in mijn hand, alsof ze voor mij waren bestemd, alsof ik ze zelf geschreven had. Ik wilde maar dat mijn vader opschoot en doodging, zodat ik ook bij de club kon. (-) Nu geeft hij me een aanleiding, en willen de gedichten niet komen.’
De Engelse schrijver en criticus Blake Morrison (1950) had twee goed ontvangen dichtbundels op zijn naam staan toen hij plotseling hoorde dat zijn vader, een gepensioneerde huisarts in Yorkshire, ernstig ziek was. Er volgde een droevige tocht langs artsen en ziekenhuizen, met zijn moeder en zusje, totdat zijn vader, nauwelijks zes weken later, overleed.
Voor Morrison bleek de gebeurtenis een onherroepelijke breuk met zijn verleden in te luiden. De dood van zijn vader raakte hem meer dan hij had gedacht. Hij belandde in een depressie, verscheen niet meer op zijn werk en ging op bezoek bij een oude liefde. En tot zijn verbazing lukte het hem niet meer om gedichten te schrijven. Het enige wat hem interesseerde was wat er precies gebeurd was. Hij wilde weten wie zijn vader was geweest, hoe hij geworden was wie hij was, en wat hij voor hem had betekend. “Uiteindelijk was ik vooral in mezelf geïnteresseerd,” zegt hij als ik hem midden in de winter in zijn huis in een Londense voorstad opzoek. “Ik wilde weten: wat voor soort man was hij, en wie ben ik, zijn zoon?, daardoor geworden?”
De crisis waarin hij belandde leidde ten slotte toch nog tot een boek. And When Did You Last See Your Father? dat in 1993 in Engeland verscheen en later zeer succesvol werd verfilmd, bevatte Morrisons chaotische en hoogst persoonlijke verwerking van de zes weken die hij voor, tijdens en kort na zijn vaders dood had doorgemaakt. De basis van het boek vormen de dagboekaantekeningen die hij aan het ziekbed en tijdens het sterven van zijn vader had gemaakt. Deze zijn daarna aangevuld met fragmenten over zijn gezonde jaren en met haastig geschreven commentaar achteraf, net zoveel totdat hij het gevoel had dat het genoeg was.
‘Het schrijven had voor mij in die tijd een element van therapie,’ zei hij toen ik hem daar in 1995 naar vroeg. ‘Ik wilde graag enkele momenten uit het leven van mijn vader terughalen. Het is moeilijk als je iemand alleen nog maar in overleden toestand kunt herinneren.’ De laatste weken voor zijn dood was Morrison veelvuldig in zijn ouderlijk huis terug geweest, en hij was daar als het ware overspoeld door weemoedige herinneringen aan het provinciale artsengezin waarin hij was opgegroeid. Ze leidden tot een paar korte verhalen over zijn vader die in het boek de verslagen van het ziekbed afwisselen: een hilarisch bezoek aan de autoraces, een kampeertocht ten tijde van de Cuba-crisis, een ski-vakantie in Oostenrijk.
De geslaagde afwisseling van heden en verleden en de wanhoop die er uit spreekt geven aan het boek een meerwaarde die zijn effect niet heeft gemist. And When Did You Last See Your Father? kreeg in Engeland een overweldigende respons. Het boek vervulde een functie die in Nederland Gesloten huis van Nicolaas Matsier, Indische duinen van Adriaan van Dis en Asbestemming van A.F.Th. van der Heijden vervullen. Het werd een symbool en een ijkpunt voor de generatie die na de oorlog was opgegroeid, een generatie die in de jaren negentig, de één na de ander, geconfronteerd wordt met het wegvallen van het ouderlijk huis. Veel Engelse critici noemden het in hun lijstjes met de beste boeken van 1993. Binnen twee jaar werden van het boek meer dan vijftigduizend exemplaren verkocht.
Niemand had volgens Morrison bij het verschijnen gedacht dat het boek zo aan zou slaan, ook de uitgever niet. ‘Het is toch heel intiem wat ik heb beschreven. Ik wist absoluut niet of zoiets zou verkopen.’ Morrison denkt dat het succes voor een belangrijk deel te maken heeft met de eerlijkheid die er uit spreekt, de openhartigheid. ‘Er waren natuurlijk al heel veel boeken over vaders verschenen, die ik nu ook allemaal aan het lezen ben, maar een groot boek over wat je voelt bij hun dood, was er nog niet.’
Blake Morrison had er geen enkel bezwaar tegen dat zijn boek niet alleen vanwege de literaire kwaliteit wordt gewaardeerd. Maar dat zijn boek de lezers een gedetailleerde blik gunde op zijn familie, bezorgde hem gemengde gevoelens. ‘Het is alsof ik ze een huis heb laten zien waar ze altijd omheen zijn gelopen en waarin ze nu alles kunnen zien wat ze herkennen van hun eigen familie.’ Maar zeker zo belangrijk is voor hem dat veel mensen kennelijk door het boek zijn geholpen. ‘Ik heb veel brieven gekregen van mensen die me voor mijn boek bedanken. Iemand schrijft: alles wat ik bij het sterven van mijn vader voelde, hebt u onder woorden gebracht. Dat zijn voor een schrijver heel bijzondere brieven om te krijgen!’
Blake Morrison werd in Engeland tot de generatie gerekend die in de jaren tachtig naar voren was gekomen, met dichters als Craig Raine en romanschrijvers als Martin Amis en Julian Barnes. Hij was vijftien jaar lang literair redacteur, achtereenvolgens van TLS, The Observer en The Independent on Sunday. In 1984 verscheen zijn eerste dichtbundel Dark Glasses (uitg. Chatto, herdrukt in 1989) die eindigde met een politiek betrokken vers van 750 regels: ‘The Inquisitor’. In 1987 verscheen zijn tweede bundel The Ballad of the Yorkshire Ripper (Chatto), waarin hij onder meer een beruchte moordenaar in het dialect van Yorkshire zijn verhaal laat vertellen.
Kenmerkend voor zijn werk is de grote aandacht die er uit spreekt voor de sociale verhoudingen. In zijn gedicht ‘Grange Boy’, opgenomen in de bundel Dark Glasses, heeft hij bijvoorbeeld een beschamende ervaring verwerkt die hij als jongen in Yorkshire had. Twee jongetjes van zijn eigen leeftijd belden aan bij zijn ouderlijk huis, een oude pastorie waarin zijn vader zijn dokterspraktijk had, en vroegen of ze in de tuin kastanjes mochten rapen. ‘Ik weet nog goed dat ik dat buitengewoon genant vond,” zegt hij. ‘Wie was ik, dat ze dat aan mij moesten vragen?’
Ook aan de universiteit waar hij in 1979 promoveerde, richtte Blake Morrison zich vooral op schrijvers die zich met hun afkomst en de sociale ongelijkheid in Engeland bezig hielden. Zijn afstudeerscriptie ging over D.H. Lawrence, de schrijver die als weinig anderen de Engelse klassenmaatschappij onder schot nam. En zijn dissertatie was gewijd aan de ‘The Movement Generation‘, de eerste naoorlogse generatie schrijvers van lagere komaf, waarin mensen als Philip Larkin, Thom Gunn en Kingsley Amis zich met succes tegen het establishment keerden.
Blake Morrison sloot niet uit dat deze groep hem misschien wel vooral intrigeerde omdat de schrijvers die er bij hoorden hem aan zijn vader deden denken. ‘Ze hielden van jazz en andere producten van de Amerikaanse cultuur, en daar kwam bij dat ze op jonge leeftijd de oorlog hadden meegemaakt. Iemand als Kingsley Amis had dezelfde houding als mijn vader, zowel tegenover de politiek als tegenover vrouwen. Ze moesten ook geen van beiden iets hebben van drugs, popmuziek, lang haar en protestacties. Deze schrijvers waren voor ons de ouders.’
Ik vroeg hem hoe belangrijk voor hem ‘klassen’ in de literatuur waren. Morrison antwoordde dat je er in de meeste Engelse literatuur nu eenmaal niet omheen kunt. ‘Alle boeken van de schrijvers van The Movement gingen daarover. Het denken over de klassenverhoudingen was in die tijd een cultureel verschijnsel. Literatuur was nauw verweven met de klasse waar je uitkwam, je opvoeding, je politieke houding. Op dit moment is het in Engeland politiek heel rustig, het is nu misschien geen mode meer om op iemands afkomst te letten, maar Engeland is nog steeds een klassebewuste maatschappij. Je kunt nog steeds geen artikel over een belangrijk boek schrijven zonder aandacht te schenken aan de sociale positie van de schrijver, en aan de plaats waar hij opgroeide. De tekst van een boek is in mijn ogen niet een zuiver of autonoom gegeven.’
Ook in And When Did You Last See Your Father? komt Morrisons grote gevoeligheid voor sociale verhoudingen naar voren. Hij beschrijft onder meer onder welke omstandigheden hij opgegroeide in het dorpje Skipton, in Yorkshire, op de grens tussen het industriegebied van Midden Engeland en de uitgestrekte natuur. De kleine Blake, zo blijkt, kon daar maar moeilijk zijn draai vinden. Het dorp zag in hem automatisch het zoontje van de dokter, de plaatselijke pers noemde om die reden in voetbalverslagen altijd trots zijn naam. Maar zijn vader deed er alles aan om de geprivilegieerde positie van het gezin te ondermijnen. Hij toonde zich niet in literatuur en muziek geïnteresseerd zoals de meeste beter gesitueerden. Hij had een houding die nog het best omschreven kan worden als die van een handige scharrelaar. Bij autoracewedstrijden probeerde hij zijn gezin zonder kaartje naar binnen te smokkelen, op het golfveld had hij de neiging de kantine-houdster te helpen, en in het café zat hij het liefst in de afdeling waar alleen arbeiders kwamen. Dat maakte het leven er volgens Morrison niet eenvoudiger op. ‘Misschien ging ik wel literatuur studeren om aan die spanning te ontkomen.’
Wanneer je Morrisons boek over zijn vader vergelijkt met het werk van Matsier, Van Dis en Van der Heijden valt op dat Morrison zijn boek nadrukkelijk geen roman wil noemen. Als ik hem voorleg dat de meeste Nederlandse literaire schrijvers aan dat begrip blijven vasthouden, kan hij zich zoiets niet goed voorstellen. ‘Het gevaar van het woord roman is, in ieder geval in dit land, dat je boek wordt gezien als fictie. De lezer kan zich bij een roman zonder problemen van het verhaal afwenden en zeggen: Nou èn, waarom zou ik een verhaal lezen over iemand die sterft?’
Blake Morrison zou dat ernstig betreuren, zei hij. ‘Ik heb mijn boek wel de kenmerken van een roman willen geven, maar ik voelde er niets voor de gebeurtenissen te gaan herschikken, of om iemand te verzinnen als mijn vader, en iemand als mezelf. Als je weet dat wat je leest niet echt is, lees je het toch anders. Er is niet meer zo’n gevoel van authenticiteit, je krijgt geen huivering bij het lezen. Bij non-fictie denk je daarentegen: Mijn God, dit gebeurt! Dat geeft een tekst een veel grotere, emotionelere lading.’
Morrison veranderde bij het uitwerken van zijn boek zo min mogelijk aan wat hij voor zichzelf had opgeschreven. Hij handhaafde ook bewust de directe, ‘ondiplomatieke’ toon. Hij denkt dat dit nu mede de grote kracht uitmaakt van het boek. ‘Er spreekt een soort moed uit. Eerlijkheid. Als ik er nog jaren aan had doorgewerkt zou ik er misschien weer veel hebben uitgehaald, maar dan zou ook de pijn en de vitaliteit eruit zijn verdwenen. Nu zit alles erin wat ik in die weken voelde en wat ik me spontaan kon herinneren.’
Het enige wat Morrison aan het oorspronkelijk manuscript veranderde, waren een paar namen. In het boek gaat hij uitvoerig in op de vriendschap die zijn vader voelde voor de beheerster van de golfbaan-kantine. Op verzoek van zijn moeder die het manuscript voor de publicatie las, heeft hij deze vrouw onherkenbaar gemaakt. De vraag die steeds in de lucht hangt, of zijn vader met haar een verhouding heeft gehad, wordt niet beantwoord. In het boek schrijft de vrouw aan Morrison na zijn vaders dood een brief waarin ze hem vraagt iets voor zichzelf te mogen houden. Eerder heeft zijn vader hem gezegd dat hij geen ‘liefde’ voor haar heeft gevoeld, eerder een ‘obsessie’. Morrison: ‘Dat was zijn manier van uitdrukken. Op die manier wilde hij ontkennen dat er tussen hen zoiets als romantische liefde heeft bestaan. Hij viel zo mijn moeder niet af en het was meteen een manier om mij er buiten te houden. Hij wilde ermee zeggen: jij zult dit nooit begrijpen.’
In het laatste hoofdstuk, wat mij betreft het meest directe en aangrijpende van het boek, probeert Morrison na te gaan wanneer hij zijn vader ‘voor het laatst als zijn vader heeft gezien’. De titel van het boek wordt dan nog vele malen herhaald. ‘Was het toen ze de doodkist verbrandden? Het deksel erop deden? Toen hij zijn laatste adem uitblies. Toen hij voor het laatst rechtop ging zitten en iets zei. Toen hij me voor het laatst herkende. (-) Ik blijf proberen het moment te vinden waarop hij er nog onmiskenbaar was, in lichaam en geest, hij.’ Morrison beschrijft dan hoe hij ’s winters in de ‘mortuarium-kille’ kelder van zijn huis zit, het huis dat zijn vader hem kort voor zijn dood had helpen kopen en inrichten, en hoe hij aan niets anders meer kan denken dan aan hem. Boven zijn hoofd gaat het leven verder, zijn drie kinderen die uit school komen hollen door het huis. Maar door zijn hoofd blijft de vraag spelen: ‘En wanneer zag jij voor het laatst je vader?’
Morrison wilde met dit laatste hoofdstuk de lezer waarschuwen niet het verdriet te onderschatten dat zonen hebben wanneer hun vader sterft. ‘Vroeger dacht ik dat de wereld werd verdeeld in mensen met kinderen en mensen zonder kinderen. Nu denk ik dat ze wordt verdeeld in mensen die een ouder hebben verloren en mensen wier ouders nog in leven zijn.’
Tijdens ons interview zaten we in dezelfde mortuarium-kille kelder in Black Heath Park. Het schemerde inmiddels. Het was drie winters na het in het boek beschreven drama. Boven ons hoofd speelden weer de drie kinderen, die al de hele dag thuis waren vanwege de kerstvakantie. Aan de muren de slordige boekenplanken die Morrison, zoals hij schreef, voor het eerst zonder de hulp van zijn vader had moeten ophangen.
Om illustraties te vinden bij het interview bladerden we het foto-album van zijn vader door. Bekende beelden voor wie het boek had gelezen. Een zwart-wit fotootje van de autoraces in Oulton Park die hij met zijn ouders en zusje had bezocht, een paar ouderwetse race-auto’s komen razendsnel de bocht uit. Een kleurenfoto van de flirtende reisleidster op de reis naar Oostenrijk, een braaf gebruind meisjeshoofdje met dichte ogen tegen de zon.
Blake Morrison vertelde nog dat hij zijn werk als literair redacteur van The Independent on Sunday sinds kort had opgegeven. Hij genoot van de luwte van het ‘schrijvende’ redacteurschap. Hij richtte zich niet langer alleen maar op literatuur maar nu ook op andere onderwerpen. Voor de televisie werkte hij aan een uitzending over de verbeelding van kinderen. En voor zijn redacteur Bill Buford bij Granta Books wegging (naar het Amerikaanse blad The New Yorker) wilde hij hem nog het manuscript geven over de geruchtmakende James Bulger-zaak, over de twee Engelse jongetjes die een peuter hebben vermoord.
Zijn poëzieader was echt voorgoed opgedroogd, zei hij. Morrison had er niet alleen de tijd niet meer voor, hij geloofde ook dat zijn instelling het dichten niet meer toeliet. ‘Belangrijk voor het dichterschap is dat je een soort kinderlijkheid bewaart. Dat ben ik kwijtgeraakt op het moment dat het boek begint, waar ik er niet in slaag poëzie over mijn vader te schrijven. Ik ben als de dood dat het materiaal dat ik heb in een gedicht verloren zou gaan. Ik merk dat ik zoveel mogelijk wil citeren, en documenten wil tonen. In een gedicht kan dat niet.’
In het slothoofdstuk van zijn boek schrijft Morrison: ‘Het komt me nu ongepast voor om verdichtsels te verzinnen of creatief te zijn. Ik kan me niet voorstellen dat iemand nog zijn verbeelding zou willen gebruiken. De enige muziek die in mijn hoofd weerklinkt, is de muziek van wat werkelijk is gebeurd.’
Hij wist toen al dat hij nooit meer zo snel en zo makkelijk een boek zal schrijven als And When Did You Last See Your Father? ‘Het voordeel bij dat boek was dat ik er al veertig jaar onderzoek voor had gedaan. Het was ingebed in een gevoel dat ik al heel lang had. Ik wist precies waar ik het over had. Mijn leven staat erin, alles van mijn familie, dingen waarvan ik nooit had gedacht dat ze literatuur konden zijn.’
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 20 januari 1995