Bij de P.C. Hooftprijs voor Gerrit Komrij – vóór alles een geboren dichter
Door Reinjan Mulder
Dat de schrijver Gerrit Komrij ooit nog eens de P.C. Hooftprijs zou krijgen, zullen de laatste jaren nog maar weinig mensen hebben betwijfeld. De vraag was alleen wanneer, en vooral waarvoor. De P.C. Hooftprijs wordt jaarlijks uitgereikt, het ene jaar voor poëzie, het volgende voor proza, en het derde voor beschouwend werk. In de vijfentwintig jaar van zijn schrijverschap heeft Komrij al deze genres beoefend, en het opmerkelijke is dat hij in alle drie ook heeft uitgeblonken. Als hij de prijs twee of vijf jaar geleden voor zijn poëzie had gekregen, zou me dat zeker niet hebben verbaasd. Hij behoort al lange tijd tot de beste levende dichters van Nederland.
Komrij is met zijn huidige bekroning één van de jongste winnaars van de P.C.Hooftprijs is. Als de prijs wordt uitgereikt is hij 49. Slechts zes winnaars, en dan nog voornamelijk dichters, kregen de prijs op jongere leeftijd.
Komrij’s produktie is gigantisch. Hij debuteerde tijdens zijn studententijd met gedichten in Propria Cures. Daarna kwam hij al op 23-jarige leeftijd met de bundel Maagdenburger halve bollen en andere gedichten, die meteen veel aandacht kreeg. Sindsdien is hij altijd uiterst produktief gebleven. Hij schreef recensies, polemieken, onder meer tegen de Scientology-beweging en de Amsterdamse tekstwetenschapper Teun A. van Dijk, vele honderden columns, romans, toneelstukken en ook een curieus televisiestuk. Daarnaast leverde hij in hoog tempo vertalingen af en stelde hij een paar nu al klassieke bloemlezingen samen, onder meer met vergeten gedichten uit de negentiende en twintigste eeuw.
Het opvallende bij deze produktie is dat Komrij binnen de vele genres ook weer bijna alle subgenres heeft bedreven. Vaak liepen de genres dwars door elkaar heen. Hij zette zijn non-fictie vol beeldspraak en grotesken. Zijn proza kwam vaak dicht in de buurt van de poëzie. Zijn romans vielen op door de kracht van afzonderlijke zinnen en beelden. Zijn beschouwingen gingen de grenzen van de feitelijke beschrijving vaak ver te buiten.
Het opmerkelijke van de nu bekend gemaakte bekroning is, dat van alle genres het zuiver beschouwende bij Komrij eigenlijk het zwakst ontwikkeld is. Het is ook het meest omstredene. Natuurlijk, wie zijn lijst met publicaties overziet, moet onder de indruk raken van de hoeveelheid kritieken en columns die hij geschreven heeft. Zijn literaire kritieken werden gebundeld in Daar is het gat van de deur, zijn televisiekritieken uit Horen, zien en zwijgen, zijn columns uit Averechts. Maar deze boeken zitten toch dicht in de buurt van de fictie. Vaak ging het hem vooral om de stijl en de toon. Waar hij zich duidelijk voor of tegen iets uitsprak, was dat vaak eerder een bepaalde stemming of een bepaald gevoel, dan een bepaald standpunt. Een goed voorbeeld van zijn benadering is de bundel Humeuren en temperamenten. Komrij presenteert hierin een encyclopedie van het gevoel. Hij varieert op alfabetisch gerangschikte begrippen als haat, kriebelziekte of slapeloosheid en kiest daarvoor een vorm die de schets Of het korte verhaal nadert. Maar waar hij politiek, literair, of ideologisch voor staat, moet je raden. Ik herinner me dat hij me in het begin van de jaren zeventig, na een boekpresentatie in het Letterkundig Museum, vroeg of ik bij mijn weergave van zijn tekst vooral op de punten en de komma’s wilde letten. De rest, zo zei hij half schertsend, was toch allemaal onzin. Die houding tegenover zijn werk heeft hij nooit helemaal losgelaten.
Een woord dat in verband met zijn beschouwend werk vaak wordt gebruikt. is ‘virtuoos’. Komrij kan alles, maar wat hij wil of wat hij is, blijft meestal goed verborgen. Dat wil niet zeggen dat de mensen over wie hij schrijft altijd schouderophalend aan zijn meningen voorbij gaan. Vooral in de eerste tien jaren van zijn schrijverschap kon hij met zijn columns en kritieken grote woede opwekken. De Volkskrant criticus Kees Fens moet over zijn literatuurrecensies eens gezegd hebben dat, als dit de nieuwe norm werd, hij meteen ophield met het schrijven van kritieken. Ook de televisiewereld bleef niet rustig over de kritieken die Komrij een jaar lang in NRC Handelsblad schreef, waarin hij de term ’treurbuis’ introduceerde.
Opmerkelijk snel draaiden veel critici van het eerste uur echter bij. Dat had er misschien mee te maken dat Komrij zich zelden langer dan een jaar tegen iets of iemand keerde. Hij wist zijn slachtoffers altijd tijdig te verversen. In de tijd dat in de Volkskrant het engagement de boventoon voerde, hekelde hij dit bijvoorbeeld in zijn befaamde reeks ‘Uren met de Volkskrant’. Maar de stukken verschenen nog niet in boekvorm, of ze werden in dezelfde krant luid geprezen. Het was literatuur geworden, en telde daarom niet meer.
Nog voor Komrij zijn aanvallen staakte, werd hij vaak al ingelijfd bij de geschiedenis. Hij kreeg dan ook al vele literaire prijzen. In 1971 en 1982 kreeg hij de Poëzieprijs van de stad Amsterdam voor zijn bundels Alle vlees is als gras of Het Knekelhuis op de dodenakker en De os op de klokketoren. Zijn essaybundel Papieren Tijgers werd in 1979 bekroond met de Busken Huet-prijs. Vorig jaar december kreeg Komrij de Frans Erensprijs van de provincie Limburg. Het enige wat hem nu nog te wachten staat is de Grote Prijs van de Nederlandse Lette;en.
Ook die is hem van harte gegund.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 25 februari 1993