‘De laatste der onafhankelijken’ – De onzekere toekomst van de literaire uitgeverij De Bezige Bij

Met de benoeming van Albert Voster tot directeur is deze week vermoedelijk een eind gekomen aan de onzekerheid over de toekomst van Nederlands bekendste literaire uitgeverij, De Bezige Bij. Het coöperatieve bedrijf, eigendom van honderd schrijvers en vertalers, staat voor een ingrijpende reorganisatie. ‘Door de successen in het verleden was er een zelfgenoegzaamheid binnengeslopen die maakte dat het een volledig inert bedrijf was geworden.’
Door Reinjan Mulder
‘Het is niet goed als bij een uitgeverij het personeel vechtend over straat rolt, dat zegt mijn middenstandsinstinct.’ H.J.A Hofland, voorzitter van het bestuur van De Bezige Bij, laat er geen misverstand over bestaan waarom hij in november 1992 zijn directeur Dolf Hamming onverwacht op non-actief stelde. Bij een poging het bedrijf te reorganiseren was Hamming op krachtig verzet gestuit van het personeel. Voor het bestuur zat er, volgens Hofland, op dat moment daarom niets anders op dan Hamming – na een korte bemiddelingspoging – te bedanken voor alles wat hij voor de uitgeverij had gedaan. ‘Er was een ongrijpbaar complex ontstaan dat er toe leidde dat er niet meer gewerkt kon worden. Het was november, hoogseizoen in de boekhandel, in het magazijn lag voor twee ton aan Mulisch. Wolkers, Hermans en niet te vergeten Leon de Winter moesten de deur uit om in de schoen gestopt te worden en aan de kerstboom gehangen. Hamming had zijn steentje aan de reorganisatie bijgedragen, maar hij had het niet gebracht waar het had moeten liggen. Het steentje was in stukken gebroken.’

Met de benoeming van Albert Voster (48) tot nieuwe directeur, met ingang van 1 april 1993, komt er nu wellicht een einde aan de onzekerheid over de toekomst van Nederlands bekendste literaire uitgeverij. Voster, op dit moment nog commerciëel directeur van Meulenhoff maar ooit begonnen op de verkoopafdeling van De Bezige Bij, zal de komende maanden de lijnen moeten uitzetten waarlangs De Bezige Bij de moeilijkheden die het boekenvak teisteren te lijf moet gaan.

Vijftig jaar De Bezige Bij… Vallende mastodonten…

Zelf zal Voster nooit hebben gedacht dat hij nog eens op deze plaats terecht zou komen. Tot twee maanden geleden was iedereen ervan overtuigd dat Jan Geurt Gaarlandt (46), de directeur van non-fictie-uitgeverij Balans, de leiding over het bijna vijftig jaar oude bedrijf zou overnemen. De afgelopen zomer werd het contract getekend waarmee Gaarlandt zijn bedrijf aan De Bezige Bij verkocht en per 1 januari 1993 zou hij, naast Dolf Hamming, directeur zijn van de nieuwe combinatie.
Het was vooral uit solidariteit met Hamming, zegt Gaarlandt nu, dat hij op het laatste moment van de overdracht afzag. Een jaar lang had hij met hem aan de samensmelting van de beide bedrijven gewerkt en hij vond dat hij zijn collega niet op deze manier in de steek kon laten. Gaarlandt: ‘Ik zag dat de reorganisatie die hij wilde doorvoeren, en die volgens mij het begin zou moeten zijn van een veel verder gaande reorganisatie, niet lukte omdat hij geen steun kreeg van het bestuur en de meeste medewerkers. En ik begreep dat een dergelijke reorganisatie mij ook niet zou lukken. Mijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de medewerkers van Balans die mee zouden gaan naar De Bezige Bij woog op dat moment zwaar. Ik wilde niet dat zij in een gepolariseerd bedrijf terecht zouden komen.’

Waarom staat De Bezige Bij nu voor de noodzaak de zaak ingrijpend te reorganiseren? Het bedrijf heeft de laatste jaren zonder verlies gewerkt, het heeft een goede backlist, een lange lijst met goed lopende, oudere titels, de uitgeverij bezit eigen panden aan de Amsterdamse Van Miereveldstraat, en er is een eigen magazijn en een distributiebedrijf. Zoiets, zegt ook Jan Geurt Gaarlandt, kom je niet veel tegen in de Nederlandse uitgeverswereld.
Toch zijn de meeste betrokkenen het erover eens dat het op deze manier niet veel langer door kan gaan. De interne bedrijfsvoering zou zijn  ‘achterhaald’. Volgens Bezige Bij-redacteur Oscar Timmers heerst er nog altijd een sfeer uit de jaren zestig. Het fonds is te eenzijdig samengesteld en er is onvoldoende aanwas van nieuw bloed.
Al in 1988 wees de huidige voorzitter Henk Hofland erop dat er iets zou moeten gebeuren. Hofland, nu: ‘Het was een illusie te denken dat we bij een veranderende markt en een veranderend lezersgedrag buiten schot zouden blijven.’
De politiek van het bedrijf moest volgens Hofland veranderen, en vanaf 1988 heeft hij dat herhaalde malen mondeling en schiftelijk aan Hamming laten weten. Hofland laat een brief zien die hij vier jaar geleden al aan de directeur schreef. Daarin uit hij in felle bewoordingen zijn verontrusting over de gebrekkige organisatie van De Bezige Bij en het stoffige imago van de uitgeverij.
Hofland: ‘En wat schreef Hamming terug? Dat hij het volledig met me eens was!’
Sindsdien is er volgens de bestuursvoorzitter weinig verbeterd. Hofland vindt nog steeds dat er te weinig literaire auteurs van een jongere generatie zijn binnengehaald. ‘Er is meer talent nodig: Bas Heijne, Joost Zwagerman, A.F.Th. van der Heijden, noem ze maar op. De Bij zou zich meer moeten richten op de stevige middenmoot die op dit moment verwachtingen wekt, die aan het begin van een oeuvre staat.’
Maar hoe doe je dat? Hofland: ‘Ik ben geen uitgever. Maar ik zie wel dat andere uitgevers dat beter doen.’
Daar komt bij dat de oude en jonge auteurs van De Bij elkaar niet altijd even goed verdragen. Deze week werd bekend dat Bij-auteur Stephan Sanders wel eens problemen met zijn volgende boek kan verwachten omdat hij zich in een column in de Volkskrant kritisch over Harry Mulisch had uitgelaten. Mulisch heeft De Bezige Bij nu daarom onder zware druk gezet. Als Stephan Sanders bij de Bij blijft uitgeven, zal hij omzien naar een andere uitgever. Mulisch: ‘Laat Sanders eerst maar zijn excuses aanbieden.’
Volgens H.J.A. Hofland is de directeur bij de heroriëntatie waar de Bezige Bij nu voor staat, de centrale figuur. Het is zijn taak om een duidelijk stempel op het fonds en de organisatie te drukken.

Een van degenen die directeur Dolf Hamming de afgelopen jaren bij het werven van nieuw talent moesten bijstaan, was Sander Blom (33). Hij werd in 1989 aangetrokken als fondsvormend redacteur, maar nam vorig jaar al weer teleurgesteld ontslag. Hij had, zo vertelt hij, alle hoop dat er bij De Bij iets zou veranderen verloren. ‘Door de successen in het verleden was er bij De Bezige Bij een zelfgenoegzaamheid binnengeslopen die maakte dat het een volledig inert bedrijf was geworden.’
Sander Blom zag dat zijn ideeën op geen enkele manier aansloten bij de bedrijfscultuur in de Van Miereveldstraat. En hij zag ook hoe Dolf Hamming er niet in slaagde het personeel mee te krijgen in de gewenste veranderingen. Blom: ‘Alleen met rigoureuze maatregelen in de personele sfeer kon De Bij de unieke uitgeverij blijven die ze in oorsprong is. Het bedrijf stond voor de keuze: willen ze een uitgeverij zijn of een museum.’ Met de benoeming van Albert Voster heeft het bestuur nu duidelijk gekozen voor de uitgeverij. Daarmee zal het museum onvermijdelijk wat op de achtergrond raken.

De geschiedenis van De Bezige Bij gaat zoals bekend terug tot de oorlogsjaren. Een groepje studenten om Geert Lubberhuizen drukte in die tijd illegale prenten om aan geld te komen voor onderduikers. Een deel van dit idealisme is altijd behouden gebleven. Na de oorlog werd de zaak omgezet in een officiële uitgeverij, die op principiële gronden koos voor de bedrijfsvorm van de coöperatie.
Zoals Rigter Roegholt laat zien in zijn Geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972, zijn er in de loop der jaren verschillende gevechten geweest tussen de literatoren en de mensen die de winst in de gaten hielden. Steeds weer moest er een compromis worden gezocht tussen rendement en idealisme.

Die coöperatie functioneert nog steeds. Ongeveer honderd schrijvers en vertalers die geregeld bij De Bij hebben gepubliceerd, zijn nu eigenaar van het bedrijf, en eens per jaar, in juni, komt een deel van hen, meestal zo’n dertig man, in het complex aan de Van Miereveldstraat bijeen voor een ledenvergadering. De leden kiezen dan uit hun midden een bestuur en de directie legt verantwoording af over het gevoerde beleid.
Over de betekenis van dit ritueel lopen de opvattingen uiteen. Sander Blom, die voor zijn komst naar De Bezige Bij twee jaar bij uitgeverij Bert Bakker werkte, gelooft dat er in de dagelijkse bedrijfsvoering geen verschil is met uitgeverijen die volgens het kapitalistisch principe werken: ‘Het personeel bepaalt uiteindelijk hoe het bedrijf functioneert. Dat is altijd zo geweest. Geert Lubberhuizen, de vroegere directeur, had een enorm charisma. Hij nam het bestuur mee uit eten, ging wat met ze borrelen en dan was het wel bekeken. Hij wist met zijn charme precies te bereiken wat hij wilde. En Dolf Hamming werkte in wezen op dezelfde manier.’
Sander Blom ziet de gedachte van de coöperatie dan ook vooral als folklore, een ‘rudiment’. Maar voor een deel van de schrijvers blijkt de coöperatie wel degelijk inhoud te hebben. Bestuurslid Frans Kusters ervaart binnen de coöperatie nog altijd een grote solidariteit, die verder gaat dan de gebruikelijk solidariteit tussen schijvers. En Henk Hofland herinnert eraan dat het door de leden verkozen bestuur de hoogste macht heeft binnen de uitgeverij. Tijdens de recente crisis heeft hij laten zien hoe het met die macht kan omgaan: het was het bestuur (Henk Hofland, Frans Kusters, Remco Campert, Vonne van der Meer en Eddy van Vliet) dat de directeur afzette, zoals het ook het bestuur was dat deze week buiten het personeel om een opvolger benoemde.

Een van de verschillen met normale uitgeverijen is in ieder geval dat de winst die wordt gemaakt direct of indirect aan de auteurs ten goede komt. Hofland: ‘Bij andere uitgeverijen verdwijnt het geld in de zakken van de aandeelhouders. Dat verschil is ontzettend belangrijk.’ Voor de winstdeling aan auteurs is de laatste jaren ongeveer 60.000 gulden beschikbaar geweest. Een commissie van drie verdeelt dit geld jaarlijks over de leden, al naar gelang zij van belang zijn voor de uitgeverij. Bij sommige auteurs gaat het om een paar honderd guldens, maar topauteurs kunnen zo’n zesduizend gulden krijgen.

Volgens Balans-uitgever Jan Geurt Gaarlandt, die zich een jaar lang in het reilen en zeilen van De Bij heeft verdiept, ligt in de coöperatieve gedachte echter ook een gevaar. Hij zegt dat de uitgeverij, net als veel andere uitgeverijen op dit moment, te veel overheadkosten heeft: er is te veel niet-produktief personeel en er zijn te veel vaste lasten, die moeten worden betaald uit de opbrengsten van een zeer klein groepje schrijvers van bestsellers. Gaarland: ‘De Bij is daarin niet uniek, maar omdat het een coöperatie is, is de druk om niet exploitabele boeken uit te geven veel groter dan elders. Het doel is niet winst maken, maar de boeken van de leden uitgeven, of die nu verkopen of niet.’
Vroeg of laat moet dat volgens Gaarland tot wrijving leiden. De afhankelijkheid van enkele zeer goed verkopende leden wordt steeds groter en Gaarlandt betwijfelt of je dergelijke verantwoordelijkheden wel op de schouders van schrijvers leggen mag. Het optreden van Harry Mulisch in de zaak Sanders zegt wat dat betreft genoeg.

Dolf Hamming kent het bedrijf waarover hij de afgelopen tien jaar de leiding voerde waarschijnlijk beter dan ieder ander. Meer dan 33 jaar geleden kwam hij in dienst als produktie-begeleider. In die tijd begon de uitgeverij zich net zeer sterk in de literatuur te manifesteren. ‘Voor ik kwam, hadden we ook politiek in ons fonds. We brachten fotoboeken uit, boeken over vissen. Maar in de jaren zestig ging de literatuur plotseling veel beter verkopen. Harry Mulisch kwam met Het Stenen Bruidsbed. In 1962 verscheen Ik, Jan Cremer. De literaire reuzenpockets sloegen geweldig aan.’ De Bij besloot daarop bewust de andere projecten te laten schieten. ‘De literatuur bracht in die tijd het meeste op.’

Dat ging goed tot het eind van de jaren zeventig. De Bezige Bij was verreweg de belangrijkste literaire uitgeverij van Nederland. Maar ’toen hebben we even zitten slapen,’ zegt Dolf Hamming. Financieel ging het nog goed, maar er was geen vernieuwing meer. In 1981 raakte het bedrijf in de rode cijfers. Dank zij forse bezuinigingen en het uitbrengen van goedkope pockets was de crisis snel bezworen, maar Hamming zag bevestigd dat er een veranderd bestedingspatroon was ontstaan. ‘Onze boeken waren voor de jongere lezers te duur geworden.’

De huidige situatie is te vergelijken met die van twaalf jaar geleden. Dank zij de bestsellers van Mulisch, De Winter en Van Kooten is er nog geen reden tot echte zorg, maar de meeste titels lopen heel matig. Het fonds bevat een te grote hoeveelheid vrijwel onverkoopbare titels. Het bedrijf mist ook een tijdschrift dat kan dienen als fuik voor nieuw talent. Het blad Raster dat het nu uitgeeft, is vooral gericht op moeilijk toegankelijke buitenlandse denkers.
‘De klad zit niet in de literatuur, maar wel in de verkoop van literatuur,’ zegt Dolf Hamming. De boekhandel richt zich de laatste jaren vooral op snel verkopende titels, voor de rest is er nauwelijks afzet meer. Debuten worden haast niet meer gekocht.
Een van de oorzaken hiervan is dat er een nieuw type boekhandelaar is gekomen. Deze is aan de ene kant professioneler, met veel kennis van beeldschermen en voorraadbeheer. Maar hij weet weinig van literatuur. ‘De gedrevenheid van de boekhandel is verdwenen.’
Dolf Hamming herinnert zich zijn eigen tijd als boekhandelaar. ‘Ik ben  het vak in gegaan omdat ik met literatuur te maken wilde hebben. Ik wilde veel lezen en nam alle narigheid die daar bij hoorde, graag op de koop toe. Met de kennis die ik zo op deed, kon ik mijn klanten adviseren.’
Ook bestuurslid-auteur Frans Kusters ziet op dit moment een grote omslag. ‘Bestsellers zijn overheersend geworden. Dat uit zich in de promotieactiviteiten die uitgeverijen ondernemen en in de ontvangst door de media. Er wordt steeds minder geschreven over goede boeken die het niet goed doen. Dat is een gegeven waar elke uitgever nu mee moet werken.’

Iedereen is het er over eens dat het fonds van De Bezige Bij op korte termijn verbreed zal moeten worden, wil het bedrijf het volhouden. Maar hoe verander je een bedrijf dat is ingericht op Nederlandse literatuur? Door plotseling als een gek buitenlandse schijvers aan te kopen? Dolf Hamming: ‘De markt daarvoor is nu al heel dun. Er wordt steeds meer in het origineel gelezen. Bovendien zijn andere uitgevers op dit terrein veel beter thuis. Ze hebben in de loop der jaren hun contacten opgedaan. Als buitenlandse uitgevers weten dat je weinig koopt, komen ze je ook niets aanbieden.’
Jan Geurt Gaarlandt weet uit eigen waarneming dat De Bezige Bij weinig werk maakt van aankopen op de internationale markt. ‘De Bij doet nooit mee met bieden wanneer er vertaalrechten van buitenlandse schrijvers worden aangeboden.’ Hij weet uit eigen ervaring dat je met dergelijke aankopen soms forse stroppen kunt oplopen, maar vindt dat je ook weer niet te bang moet zijn. ‘Risico nemen is in dit vak een van de voorwaarden om vooruit te komen.’
Een andere mogelijkheid om uit de impasse te komen zou de uitgave van non-fictie kunnen zijn. Zowel Hamming als Hofland vinden dat De Bij hier meer aan zou moeten doen. Non-fictie zou de ‘etherische sfeer’ kunnen opheffen die het bedrijf nu soms omgeeft en het zou ook de fictieschrijvers in het fonds kunnen stimuleren. Een literaire uitgeverij die ook non-fictie uitgeeft, heeft doorgaans wat meer contact met de actualiteit.

De vraag is natuurlijk of een middelgrote onafhankelijke uitgeverij nog toekomst heeft. Hoe groot zal de druk worden om aansluiting te zoeken bij een concern, met alle gevolgen vandien? De Bezige Bij is met een omzet tussen de zeven en acht miljoen een van de laatste onafhankelijke uitgevers van formaat, maar groei zit er al jaren niet meer in. Bij stijgende prijzen en salarissen komt dat neer op een geleidelijke terugval. Aan de andere kant komen er steeds meer kleine uitgeverijtjes, zoals de Sun, Balans en De Geus, die zich ook met vrij veel succes op de markt storten.

Sander Blom ziet als groot voordeel van de onafhankelijkheid dat De Bezige Bij zich niet te veel om winstcijfers hoeft te bekommeren. Zolang het bedrijf maar uit de rode cijfers blijft, dreigt er geen onmiddellijk gevaar. ‘Er is geen top die riskante uitgaven kan tegen houden. Als je ziet wat er gebeurt bij uitgevers die deel uitmaken van een groter concern, dat is gruwelijk. Die hanteren een grote rendementseis. Dat wil zeggen dat de winst minimaal een bepaald percentage van de omzet moet zijn. De poëzie of essayistiek is daar al in de knel gekomen. Meulenhoff heeft er vier eindredacteuren uit gezet omdat er te weinig verkocht wordt. Ze willen daar gewoon meer geld verdienen.”
Maar het ontbreken van rendementseisen heeft ook zijn schaduwzijden. Jan Geurt Gaarlandt: ‘Het idealisme van De Bezige Bij werkt zolang het bedrijf daar niet de conclusie aan verbindt dat men het rustig aan kan doen. De motor van ieder bedrijf zijn de directie en de medewerkers. Als die niet op een of andere manier gemotiveerd worden om hard te werken kun je in slecht vaarwater terecht komen.’
Sander Blom ziet op dit moment drie gevaren die De Bij kunnen bedreigen. De topauteurs kunnen in opstand komen tegen het solidariteitsbeginsel, de zaak kan vrijwillig worden verkocht, en er kan drie jaar achtereen verlies worden geleden. Volgens hem is het laatste het meest waarschijnlijk. ‘In dat geval zal De Bezige Bij gedwongen zijn zichzelf te verkopen en dan zal er héél grondig worden gesaneerd.’

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 22 januari 1993. De redactie van De Bezige Bij wilde in verband met de benoemingsprocedure van de nieuwe directeur niet meewerken aan de totstandkoming van dit artikel.

Naschrift (2017) Een aantal jaren later zou de Bezige Bij toch nog worden verkocht, en wel aan de Weekbladpers Groep (WPG). En ook Albert Voster zou het niet lang uithouden. Al snel werd hij opgevolgd door Robbert Ammerlaan. 

 

Geef een reactie