De reis
DE REIS
zo heb ik veel gedachten
zo heb ik veel gezwegen
van het vallen van de regen
op de wal en op de grachten
wil ik nieter spreken
de brede stenen wegen
zijn nu leeg en in de beken
spoelt het gruis in steeds
minder water naar de zee
wij kwamen daar ook nog later
en stroomden met het water mee
zover ik het fijne er nu nog van weet
zal ik de dingen noemen die ik toen deed
achter de deuren van de huizen keken
oude mensen ons mompelen aan
wij zouden zowaar de stad uit gaan
en voorbij de laatste muren lopen
ze riepen vlug de anderen terug
en wilden ons niet meer verstaan
de poort ging maar heel even open
en meteen weer achter ons dicht op de brug
zagen we de wachters in de hoge toren staan
slechts zoals het was zo wil ik het zeggen
niet alles meer nu niet alles uitleggen
de weg gaat dan gestaag omhoog
de haag erlangs vol doornen staat
in de dorre bodem te verdrogen
de velden werden er leeg en kaal
we spraken al lang niet meer tegen elkaar
geen kleuren ook alles verder goor en vaal
en geen regen die daar ooit het land nog verfriste
alleen nog heel vaag hoorden we het geristel
van de hagedissen in de distels
Reinjan P. Mulder
Verscheen eerder in de Groene Amsterdammer van 21 maart 1969