Een bezoek aan Huize ’t Vogelwater in 1977: bij de 75ste verjaardag van dichter Elly de Waard

Verbrande foto achterop Van Geel's 'De ene kunst leeft nooit zonder de andere...'

Verbrand Van Geel-portret achterop ‘De ene kunst leeft nooit zonder de andere…’

Door Reinjan Mulder
September 1977. Een groot, afgelegen huis midden in de duinen bij Castricum: ’t Vogelwater. In rijen van drie liggen plastic fotolijstjes op de vloeren uitgestald. De volgende dag moet in het nabijgelegen Bergen de tentoonstelling met werk van de drie jaar eerder overleden dichter Chris van Geel (1917-1974) worden ingericht. Zijn laatste geliefde, de dichter en pop-recensente Elly de Waard (1940) is met haar vriend Karel Ankerman bezig de honderden tekeningetjes en minuscule schilderijtjes op volgorde te leggen. Ik ben langsgekomen om Elly de Waard voor NRC Handelsblad over de dichter te interviewen. Het is de eerste keer dat ik de vandaag 75 jaar geworden dichter wat langer spreek, en door allerlei omstandigheden zal het waarschijnlijk ook de laatste keer zijn geweest.
Toch was in alle opzichten een geslaagde avond, waaraan ik nog geregeld terugdenk. Niet alleen door het spannende struinen tussen alle restanten en varianten van Chris van Geel’s werk die nog in huis lagen, ook de ontdekking dat je in het westen van Nederland anno 1977 – en waarschijnlijk nog steeds – zo midden in de wildernis kunt wonen sprak tot mijn verbeelding. Die stilte. Die weidsheid. Langzaam viel de nacht over de duinen, de deur naar de tuin stond open en in de hele omtrek was nergens één teken van ander menselijk leven te zien.
Later zou Elly de Waard zelf een bekende dichter worden, bekender misschien nog wel dan Chris van Geel toen was, en tegelijk ontwikkelde ze zich tot de opvallende voorvrouwe van de lesbische liefde, die bij voorkeur in travestie optrad, in smoking, met in haar kielzog een reeks jonge, ‘wilde’ dichteressen. Ze maakte toen wel heel ander werk dan Chris van Geel, veel klassieker, met veel, naar mijn gevoel soms net iets té veel pathos, dat ze voor kon dragen als een karyatide, trots en statig, met de blik op oneindig, waardoor de inhoud niet altijd even goed tot mij door wilde dringen.
Maar tijdens mijn bezoek aan ’t Vogelwater was Elly de Waard nog vooral een bekende – en bewonderde – pop-critica die de geest van de jaren zestig en zeventig goed aanvoelde – volgens sommigen zou ze zelfs model hebben gestaan voor Bob Dylan’s Sad eyed lady of the Lowlands. En tegelijkertijd was ze de toegewijde, dienstbare schrijversweduwe, die alles in het werk stelde om het werk van haar – aanzienlijk oudere – man tegen de vergetelheid te behoeden en in ere te houden. Wat haar al met al ook aardig lukte.
De opzet van de Van Geel-expositie waaraan ze die avond in ’t Vogelwater de laatste hand legde, was nog steeds niet helemaal af. Er moest ook zoveel werk van Van Geel in zo’n kleine ruimte worden samengebracht. Het Stedelijk Museum in Amsterdam had net nog een groot pak tekeningen laten bezorgen. Een maquette van het Bergense Kunstenaarscentrum in de woonkamer en een meetlat moesten haar en Karel Ankerman de broodnodige hulp bieden.
Elly de Waard vertelde me die avond het enerverende verhaal hoe ze in de winter op zolder druk bezig was geweest met opruimen, toen ze ineens twee zwartgeblakerde kistjes zag staan, een houten en een koperen. In het koperen kistje was door de hitte veel verbrand, maar in het houten kistje zat, in elkaar gedrukt, een enorme stapel kaartjes van Chris van Geel. ‘We hebben die kaartjes meteen in ordners ondergebracht, en wat duizelt het je dan, als je ziet wat er allemaal uit één zo’n klein kistje komt: meer dan duizend tekeningen, het grootste deel nog helemaal gaaf, maar sommige aangetast door bluswater.’
Driekwart van het enorme huis waar Elly de Waard nu al meer dan veertig jaar woont, lag – in ieder geval in 1977 – nog vol met het werk van Chris van Geel. Toen in februari 1972 hun oude huis in Groet was afgebrand, hadden zijn vrienden de restanten van zijn werk die her en der verspreid lagen, snel in dozen geschept. En toen het Van Geel een jaar later lukte om met De Waard in ’t Vogelwater te komen wonen, werden op de bovenverdieping van het huis en op de zolder maar liefst tachtig kartonnen dozen met al dan niet beschadigde manuscripten en spullen neergezet.
Chris van Geel had nooit iets weggegooid, hoorde ik van Elly de Waard. Aantekeningen, knipsels, teksten, brieven, gedichten, schilderijen, objecten: alles was hij ooit gemaakt had, was er nog.
Ook de kelder van het huis en de garage zouden na de verhuizing vol met kisten en dozen zijn gezet.
Nog geen jaar later, in 1974, overleed Chris van Geel.
Wat te doen? Elly de Waard: ‘Toen Chris drie jaar geleden overleed, was er geen testament. Zijn werk dreigde daardoor verspreid te raken over diverse, vaak onbekende erven. Wij waren niet getrouwd. De directe familie was voor een groot deel gestorven en zo waren er alleen nog maar een paar tantes, heel oude mensen, en twee neven.’ Zij vonden dat ze alles daarom maar het beste in een stichting konden onderbrengen, temeer omdat ze als familie bereid waren afstand te doen van de nalatenschap.
Elly de Waard: ‘Het unieke van Chris was dat er na zijn overlijden nog zo ontzettend veel onuitgegeven materiaal was.’ Chris van Geel was op zijn veertiende met schrijven begonnen en pas op zijn veertigste, in 1958, kwam zijn eerste bundel Spinroc uit, een verwijzing naar zijn eerste grote liefde Therese Cornips. Negen jaar later pas verscheen zijn tweede bundel. Maar dat wilde niet zeggen dat dit het enige was, dat hij gemaakt had. Bij lange na niet. Alleen was het meeste nog niet helemaal af. De Waard: ‘Chris had een pathologisch perfectionisme. Hij legde je zijn werk voor en wilde dan je mening weten. Daarna veranderde hij het en kwam hij er weer mee terug. Je kunt dat aan zijn poëzie al aflezen. Maar door zo te werk te gaan lag het publiceren bij hem steeds jaren achter op het schrijven van de eerste versies. En als hij iets eenmaal publiceerde, deed hij dat bij voorkeur ook weer als iets voorlopigs, in tijdschriften of als een ‘vooruitgave’. Zijn interesse gold in de eerste plaats het maken een niet het voltooide gedicht.’
Pas na de brand in zijn huis begon Chris van Geel wat makkelijker naar buiten te treden, maar dat heeft niet lang mogen duren. Het doel van de Stichting Chr. van Geel was daarom eerst maar eens de kennis over en het inzicht in zijn  literaire, grafische en andere werk te bevorderen en ‘alles wat daar mee samen hangt’. Dat wilde zeggen dat men al zijn werk, gepupliceerd en ongepubliceerd, wilde ordenen om het daarna uit te geven.
Ook de vele brieven aan anderen wilde men bijeen brengen, en het grafisch werk wilde men in ieder geval zo veel mogelijk achterhalen. Juist omdat er zo veel verschillend materiaal was had de stichting voor een wijde omschrijving gekozen. Professor Hellinga, een vriend van Chris van Geel die van oudsher bij de wetenschappelijke behandeling van het werk betrokken was, was voorzitter geworden, Tom van Deel die de laatste jaren voor Van Geels dood als ’tuttelaar’ meedacht over de vormgeving kwam in het bestuur en namens de familie kwam er nog een neef bij.
Zodra de nalatenschap op deze manier beschermd was, kon Elly de Waard, die al twaalf jaar nauw  bij het ontstaan van de poëzie betrokken was, aan de slag. Samen met Tom van Deel zocht ze de overgebleven gedichten uit en werd er beslist over de meest juiste variant. Tweeënhalf jaar kreeg ze hiervoor zelfs een tegemoetkoming van het Fonds voor de letteren, een ‘studieopdracht’, totdat deze tot haar verontwaardiging werd stopgezet. Kennelijk vroeg men zich af of Van Geel nu wel zo belangrijk was dat zijn weduwe jarenlang voor vrijgesteld moest worden om zijn werk uit te zoeken. De Waard zei daarover: ‘Ik heb een wagonlading met argumenten aangevoerd waarom ik door moest gaan, maar het antwoord bleef nee. Ze vinden dat het nu wel klaar had kunnen zijn.’

In nalatenschap zaten op dat moment nog zes ordners met poëzie, zes bundels onder titel, de een wat verder klaar dan de andere.
In het verste stadium was Vluchtige Verhuizing, dat in 1976 verscheen. In een nawoord bij dat boek noemen Elly de Waard en Tom van Deel daar de verschillende varianten die in de ordner werden aangetroffen.
Daarna zou Het dierenalfabet, het omliggend vee uitkomen, een dikke bundel met 230 gedichten. Voor de donateurs van de Stichting werden verder twee bibliofiele boekjes gedrukt en ook werden er verschillende artikelen over Van Geel geschreven of gestimuleerd, waarvan de eerste, een boek uit over het grafische werk van de dichter, een week later, tegelijk met de tentoonstelling in Bergen zou verschijnen: De ene kunst leeft nooit zonder de andere, althans bij mij.
Omdat de vele activiteiten wat door elkaar dreigden te gaan lopen – er was zoveel materiaal dat op bewerking wachtte – was er destijds een vijfjarenplan opgesteld waarin stond wat het eerst moest gebeuren. De bundels zouden klaargemaakt worden, de brieven werden uitgezocht en Elly de Waard dacht ook al aan een uitgave met lichtvoetig werk. Tot dan toe was alleen het serieuze werk in de bundels gekomen, waardoor de luchtige kant van Van Geel op de achtergrond bleef.
Niet alles daarvan is uitgekomen. Tot nu toe. De Waard in 1977: ‘Hoe lang alles bij elkaar zal gaan duren is met geen mogelijkheid te zeggen. Als je de perfectie wilt handhaven is het een levenstaak. Er zijn tijden dat ik niet aan ander werk toe kom. Ik doe het werk waar Chris geen tijd voor heeft gehad. Hij had schema’s waarin precies stond wanneer wat zou moeten verschijnen. Er is ook veel belangstelling, alle oude bundels zijn inmiddels herdrukt.’
Ze deed dat niet uit nostalgie, zei Elly de Waard. ‘Kort geleden waren hier onbekende mensen aan de deur die het werk van Chris bewonderden. Ze waren benieuwd of er nog iets te zien was dat aan hem herinnerde. Het huis van Jane Austen hadden ze ook bezocht en dat van Dylan Thomas. Ik heb ze toen een echte rondleiding gegeven. Ze waren verbaasd dat er nog zoveel onveranderd was gebleven. Ze herkenden dingen uit de gedichten. Ze zagen de werktafel van Chris nog staan, op dezelfde plaats.’
Het was de eerste keer geweest dat zoiets gebeurde en Elly de Waard had het leuk gevonden: ‘Het is een teken dat de belangstelling voor zijn werk groeiende is.’

Het interview met Elly de Waard waaruit hier wordt geciteerd, verscheen in NRC Handelsblad op 9 september 1977

2 Reacties

  1. Kom nog eens langs, Reinjan. Dan kun je zien hoe alles er nu bij ligt.
    Van Geel heeft ook een website (nog niet helemaal af): http://www.chrisvangeel.nl

  2. Doe ik!

Geef een reactie