Rapport voor de Gemeente Geldermalsen bevestigt: Betuwse schilder Jan van Anrooy miste ‘elk moreel besef’
Door Reinjan Mulder
Mijn geboortedorp Geldermalsen blijft om aandacht vragen. Je kunt een andere naam nemen, een ander beroep, je kunt verhuizen en van geslacht veranderen, je kunt een tweede of derde keer trouwen, je kunt een andere nationaliteit aannemen, en ook een ander kapsel of een andere bril, maar je komt nooit meer van je geboorteplaats af
Een klein jaar geleden schreef ik op deze plaats over het oorlogsverleden van de schilder Jan van Anrooy, voormalig NSB’er en een leidende figuur van de nationaal-socialistische Kultuurkamer en het Nederlandsche Kunsthuis. In het gemeentehuis van mijn geboorteplaats Geldermalsen had ik tot mijn schrik 14 schilderijen van hem ontdekt, tot op de kamer van de Burgemeester toe.
Over die ontdekking ontstond – terecht – nogal wat commotie, en wel zoveel dat de Gemeente het NIOD erbij haalde en een van zijn communicatieadviseurs vroeg om bij het Nationaal Archief en het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in Den Haag nader onderzoek naar Van Anrooy’s oorlogsverleden te doen. Maar al voor onderzoek af was, liet de Burgemeester de verzamelde pers weten dat ze ongeacht de uitkomst de schilderijen van Jan van Anrooy in het Gemeentehuis zou laten hangen, omdat het gemeentebestuur ‘unaniem’ tot het oordeel was gekomen dat dit werk ‘beslist geen nazi-kunst’ was.
En toen het onderzoek eenmaal af was, op 13 februari 2014, werd besloten om het resultaat ervan dan wel niet geheim te houden, maar het ook geen ruchtbaarheid te geven – zodat ik pas na maanden, toen alle commotie geluwd was en ik zelf al het nodige had uitgedokterd, ontdekte dat het überhaupt bestond.
Niet dat het verslag van het onderzoek, Jan van Anrooy – Schets van een schilder, zoveel afwijkt van wat ik zelf ondertussen gevonden had. Jan van Anrooy was in de oorlog inderdaad ‘goed fout’ geweest, zoals wij vroeger zeiden. Omdat het onderzoek onder tijdsdruk moest worden afgerond, vertoont het wat hiaten. Zo zwijgt het over
de kwalijke publicaties van Van Anrooy tijdens de oorlog, in Musserts beruchte Nenasu-pamflettenreeks bijvoorbeeld en in Volk en Vaderland. Maar het bevat ook een aantal niet eerder gepubliceerde bevindingen, zoals de verhoren van Van Anrooy en andere NSB’ers, verschillende behoorlijk ‘foute’ citaten uit Van Anrooy’s brieven aan superieuren, het feit dat hij in 1942 tevergeefs het huis van de joodse schrijver Herman de Man en zijn uitgemoorde familie probeerde in bezit te nemen, alsmede het weinig tot de verbeelding overlatende vonnis van het bijzondere tribunaal dat Van Anrooy in 1948 tot drie jaar internering veroordeelde.
Daarom wil ik, een jaar na dato, nog één keer op deze onverkwikkelijke zaak terugkomen – al was het maar als afsluiting van twee veel gelezen reeks stukken en als tegengif tegen de bedreigingen, tegenwerkingen en verdachtmakingen die ik daarna in de Betuwe mocht ervaren.
Wat zijn de belangrijkste conclusies van het zo lang stil gehouden rapport?
Uit de vertrouwelijke stukken die senior-communicatieadviseur J.C. van Leeuwen vorig jaar bij het Nationaal Archief in Den Haag en het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging mocht inzien, blijkt het volgende:
– Jan van Anrooy werd in februari 1941 met steun van de NSB-leider Mussert door de NSB’er Tobi Goedewaagen als referendaris aangesteld op het nationaal-socialistische Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, op voordracht van de NSB’er Ed Gerdes, hoofd van het Beeldende Kunstgilde. Van Anrooy was toen al minstens een half jaar overtuigd aanhanger van het NSB-gedachtegoed, hij was lid van deze organisatie en droeg op het departement altijd met trots het NSB-insigne.
– In verband met daar te organiseren exposities maakte hij in de oorlog verschillende reizen naar Nazi-Duitsland.
– In 1942 werd Jan van Anrooy door Goedewaagen daarnaast benoemd tot leider van het Nederlandser Kunsthuis in Amsterdam. Zijn taak was daar onder meer om ‘valse, ontaarde kunst en kitsch’ te bestrijden. Die ‘kitsch’ zou volgens De Schouw in grote hoeveelheden door ‘Joodse verkoopallures’ bij doorsnee Nederlanders ‘in de maag’ zijn gestopt’.
– Van antipathie t.o.v. de nazi’s is bij Van Anrooy’s hoogste chef, Goedewaagen, blijkens diens verklaringen, nooit iets gebleken: ‘Gerdes zou dat zeker gemerkt hebben.’
– Al in augustus 1940 had Jan van Anrooy op instigatie van eerder genoemde Ed Gerdes een gesprek met de hoogste NSB-leider Anton Mussert gehad over de door hem begeerde aanstelling bij de Kultuurkamer.
– In april 1942 meldde Van Anrooy zich aan als lid van de Nederlandse Volksdienst.
– Daarna richtte hij zich tot de Hauptsturmfüher Samel van de SD (Sicherheitsdienst) om in aanmerking te komen voor het huis van de (gedeporteerde en vervolgens vermoorde) familie van de joodse schrijver Herman de Man – wat hem niet lukte.
– Op 9 september 1942 werd Van Anrooy in Maastricht gearresteerd wegens openbare dronkenschap. Hij beriep zich toen – ten onrechte – op zijn lidmaatschap van de SD en werd daarom opgesloten in Scheveningen, waar hij al na zes weken ‘om onbegrijpelijke redenen’ werd vrijgelaten. Vervolgens werd hij door de NSB wegens wangedrag geroyeerd.
– Er zijn geen bewijzen gevonden dat Jan van Anrooy zelf om zijn vertrek uit de NSB heeft gevraagd, zoals hij later heeft beweerd. Hij werd geroyeerd wegens wanbetaling en omdat hij zich onmogelijk gedroeg.
– Tijdens een Nederlands Tribunaal op 2 februari 1948 werd vastgesteld dat Jan van Anrooy’s gedrag tijdens de Bezetting in strijd was met de belangen van het Nederlandse Volk, en ook in strijd met de eer van een officier van het Nederlandse Leger (Van Anrooy was sinds 1936 beroepsmilitair).
– Daarbij werd hem extra aangerekend dat er brieven van hem aan hoge NSB’ers waren gevonden waarin hij aandrong op zuiveringen in nationaal-socialistische zin, op het bestraffen van ‘schijnmedewerking’ en sabotage van Nederlanders en op een optreden tegen ‘staatsgevaarlijke activiteiten die de naam van het nationaal socialisme en de leider ernstig afbreuk doen’.
– Om al die redenen werd hij in 1948 onherroepelijk veroordeeld tot 3 jaar internering, zonder aftrek van voorarrest, en tot 10 jaar ontzetting uit het kiesrecht, en mocht hij nooit meer bij de gewapende macht dienen of ambten of openbare functies bekleden.
Het rapport in opdracht van de Gemeente Geldermalsen constateert verder dat:
– Van Anrooy ‘op eigen initiatief’ onderdeel uitmaakte van ‘een systeem dat niet deugde’. Hij was ‘een intellectueel, iemand met een goede opleiding, dus moet dit een bewuste keuze zijn geweest’.
– Van Anrooy’s lidmaatschap van de NSB voor hem ‘noodzakelijk en nuttig’ was om het leven te kunnen leiden zoals hij dat graag wilde. Ook eerder, bij zijn intrede in de militaire dienst, was hij eerder opportunist dan kunstenaar.
– Van Anrooy ‘veel valt aan te rekenen’. Elk ‘moreel besef’ lijkt hem in oorlogstijd ‘ontbroken te hebben.’
– Van Anrooy na zijn onherroepelijke vonnis ‘zijn toenmalige vrienden (…) bewust [heeft] misleid en de werkelijkheid voor hen naar eigen behoefte [heeft] ingevuld,’ zodat zij het ten onrechte voor hem opnamen, waardoor hem een deel van zijn nog uit te zitten straf werd kwijtgescholden.
Het rapport in opdracht van de Gemeente Geldermalsen sluit af met de zinnen: ‘Voor zijn gedragingen gedurende eerste jaren van de oorlog heeft Van Anrooy zich nooit openlijk verontschuldigd en dat pleit niet voor hem. Hij wilde overduidelijk deze periode uit zijn leven uitwissen en vergeten.’
Dat was hem dus bijna gelukt – en wat de Gemeente Geldermalsen betreft, die dit rapport het liefst onder de pet zou houden en die Van Anrooy nog altijd als hofschilder heeft, mag dat hem dat nog steeds lukken.
Het rapport ‘Jan van Anrooy – Schets van een schilder’ van J.C. van Leeuwen is digitaal in te zien bij het RKD in Den Haag.
Het eerdere stuk van Reinjan Mulder over Jan van Anrooy vindt u hier.
Nog tot 25 mei 2015 is in Museum Arnhem de expositie ‘Geaarde kunst’ te zien. Deze expositie omvat kunstwerken die in ’40-’45 door de Nederlandse staat werden aangekocht. Er hangt ook een bloemstilleven van Jan van Anrooy. Bij wijze van toelichting wordt uit de doeken gedaan dat Van Anrooy de rechterhand was van Eduard Gerdes, hoofd van de afdeling Beeldende Kunsten van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK). Dit bureau hield zich specifiek bezig met de aankoop van kunstvoorwerpen, controleerde de kunsthandel en organiseerde tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Ook hieruit blijkt maar weer dat Jan van Anrooy veel meer was dan een foute meeloper. Zijn kunst behoort ontegenzeglijk tot het zogenoemde ‘dadererfgoed’ en hoort daarom mijns inziens niet in het gemeentehuis van Geldermalsen te hangen.
Vriendelijke groet,
Peter van Steen