De zwarte in mij: bekentenissen van een Zwarte Piet
Door Reinjan Mulder
Is er dan geen verschil meer tussen hebben en zijn? Niemand zit er kennelijk op te wachten om de zwarte piet te krijgen. Maar iets anders is het om de zwarte piet te zijn.
Ik schaam me er niet voor: jaren lang ben ik op 5 december zwarte piet geweest. Samen met de plaatselijke bankdirecteur, ‘Oom Tol’, die in zijn jonge jaren in een feestartikelenwinkel een sinterklaaskostuum had aangeschaft – met echte, leren rijlaarzen en een echte ‘haren’ baard – heb ik in menige donkere nacht mijn geboortedorp doorkruist, op zoek naar gezinnen waar Sinterklaasje en zijn knecht meer dan welkom waren.
Steeds weer woeden er in dit land de heftigste discussies over de vraag of zwarte piet nog wel ‘kan’. Mag je in deze tijd, na de wereldwijde dekolonisatie, nog wel een zwarte figuur gebruiken om als hulpje van Sinterklaas op te treden?
Ik ben er in mijn pietenpraktijk van overtuigd geraakt dat zoiets inderdaad mag. Sterker nog: ik denk dat het zwartepieten juist in een tijd van toenemende etnische tegenstellingen verantwoord en goed is.
Zwartepieten moet, juist nu. Je kunt kleine kinderen niet vroeg genoeg met sympathieke, zwarte figuren in aanraking laten komen.
Als ervaringsdeskundige wil ik dat graag toelichten.
Essentieel voor de zwarte piet is natuurlijk dat hij geen afschrikkend monster is. De zwarte moet niet het kwaad gaan vertegenwoordigen. Ik geloof ook niet dat ik dat in mijn carriere als piet ooit heb gedaan.
Maar tegen het zijn van een knechtje, een jonger hulpje, iemand die een ouder en wijzer iemand gehoorzamen moet en dat eigenlijk niet wil, is weinig in te brengen. Wat is er tegen helpen, wat is er tegen dienen? Er bestaan toch ook obers en butlers, je hebt toch ook winkelbedienden, kruiers, stagiaires, chauffeurs?
Zolang… het maar een aardig knechtje is, en de verhoudingen niet pervers worden.
En… zolang de voorstelling, want dat is het natuurlijk, maar grappig, ontwapendend is.
Een zwarte piet, zo is althans mijn ervaring, kan in duistere dagen erg veel vreugde brengen. Ik herinner me dat ik in mijn vroegste jaren, als consument van het sinterklaasfeest, de pieten altijd veel leuker vond dan Sinterklaas – wat in feite niet veel meer dan een dove, oude, strompelende man is. Ik hield het meest van de pieten. Zoals ik naar de dierentuin ging om de apen te zien buitelen, een gevaarlijk vergelijking misschien in deze dagen, en naar het circus vanwege de clowns, zo verheugde ik me op Sinterklaas vanwege de pieten.
De zwarte pieten uit mijn jeugd waren ook veel minder eng en afstandelijk dan de Sint. Sint Nicolaas, zoals hij stijfjes werd genoemd, kon nog wel eens het grote boek openslaan en daaruit voorlezen wie er allerlei ondeugden had begaan. Dat werd dan soms huilen, bij kleine kinderen.
Maar de pieten van mijn jeugd deden daar nooit aan mee. Die klommen soms bijna in de gordijnen, en haalden al ras handen vol lekkernijen uit hun zakken, en deelden die royaal aan alle kinderen, zoet of stout, uit.
Wie kent niet het gegil van kinderen als de Sint en zijn pietermannen in de buurt is: ‘Piet! Piet! Piet!’
Nooit hoorde je iemand roepen: ‘Sint! Sint! Sint!’
Wij spraken ook nooit de Surinaamse krompraat die sommigen zwarte pieten schijnen te gebruiken. De meesten van ons hadden het Gymnasium bezocht en maakten graag indruk op kinderen – en hun ouders door voor de vuist weg wat regels uit de Odyssee te citeren: ‘Andra moi ennepe, mousa, hos mala polla planchtei…‘
Als dat geen authentiek bisschops-Spaans was!
Daar komt nog iets bij. Naast het speels vertrouwd maken van kinderen met kleur is er nog een ander aspect aan het pietendom, dat in de politiek correcte waanzin die ons nu bedreigt over het hoofd wordt gezien. Het ‘zijn’ van zwarte piet geeft de witte mens de gelegenheid om zich op een bepaalde manier in de zwarte mens te verplaatsen. Na te denken over wie hij is, en kleur te problematiseren.
Ik herinner me nog goed de sensatie die er door me heen ging toen ik voor het eerst zwarte piet was. Ik smeerde het bruinsel op mijn gezicht, ging voor de spiegel staan en… het was niet te geloven, was ik dat?
Ik was niet meer wie ik was, ik was op slag ‘een ander’ geworden.
Van binnen was ik dezelfde maar van buiten herkende ik mij niet meer – terwijl ik tegelijkertijd wel bepaalde kenmerken van zelf bleef zien. Ik was het en ik was het niet.
Travestieten moeten een soortgelijke sensatie voelen wanneer ze zich in kleren hullen die met het andere geslacht worden geassocieerd. Of mannen die make-up opdoen. Met een paar handgrepen ben je ineens je tegenvoeter – en tegelijk ook niet.
Zoals de travestiete man zich voor een tijdje in de vrouw verplaatst, en daarvan geniet, zo krijgt de blanke die zwarte piet speelt een idee wat het is om zwart te zijn.
Voor iemand die als ‘blanke’ is geboren kan het een vreemde, en verrijkende ervaring zijn om in de spiegel te kijken en daar opeens een zwarte man te zien: ‘Ook ik ben zwart’. Je ziet jezelf in de ogen en je weet: dat ben ik, maar tegelijk zie je je zwarte neus en wangen en denk je, met Rimbaud: ‘ik is een ander’.
Je wordt doordrongen van je beperkingen, en beseft wat voor een merkwaardig begrip ‘identiteit’ eigenlijk is: iets wat diep in je zit, maar waarvan anderen bij eerste kennismaking alleen de misleidende buitenkant ervaren.
Een paar jaar geleden is er bij het Britse Black Dog Publishing een buitengewoon interessant, fotoboek verschenen van de fotografe Anna Fox: Zwarte Piet, met een tekst van Mieke Bal, hoogleraar literatuurtheorie en directeur van de Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA). Daarin verwoord ook Bal haar fascinatie door zwarte pieten. Tegelijk ziet ze ook het problematische in van het fenomeen: ‘The theatrical space opened up here is the space in which culture does not simply exist, but happens.’
‘Rather,’ schrijft Mieke Bal, ‘in the light of the need to neither reprise nor simply continue problematiek traditions, I think they are best seen as an intervention in a larger European culture, where each country has its specific past yet today faces similar challenges. Ambivalence characterises Anna Fox’s photographs. And ambivalence characterises the Zwarte Piet tradition. Replete with a many-layered history, the images constitute just such an act of cultural memory as any productive engagement with the past for the sake of the present requires.’
Toen ik Anna Fox’s Zwarte Piet-boek voor het eerst zag, gaven de foto’s mij een schok van herkenning. Ik zag zwarte mannengezichten, maar tegelijk zag ik dat er een witte vrouw onder schuil ging. Mieke Bal: ‘The game she plays involves me, who I am, just as much as it involves the she that she does not want to reveal herself to be. The theatrical space opened up here is the space is the space in which culture does not simply exists, but happens ‘
Het is deze sensatie die Bal hier beschrijft, die ik bij het zien van Fox’s foto’s meteen herkende.
Laten we daarom, voor het te laat is, een beetje zuinig zijn op onze zwarte pieten. Er is de laatste jaren al genoegd gewied in onze dierbare cultuur.