‘Zij leerde Geldermalsen dansen’ – bij de dood van Hanna Mulder-Hulscher (1922-2013)

Hanna Vreugde

Marinus Vreugde: De duikster, gipsafgietsel. In 1934 poseerde Hanna Hulscher voor de beeldhouwer Marinus Vreugde voor het beeld ‘de duikster’ aan het Zonnenhuis in Amsterdam

Door Reinjan Mulder
GELDERMALSEN, 22 JUNI – Afgelopen dinsdag, 18 juni, ontbeet ik voor het eerst van mijn leven in een ziekenhuis, het Rivierenlandziekenhuis in Tiel. Ik had een enerverende nacht achter de rug en vroeg me af of ik nog iemand bellen moest. Mijn vrouw had ik gebeld, mijn zusje, de buren, er was een berichtje gegaan naar mijn zoon, naar Truusje, de nichtjes, naar Daan.
Ineens schoot het me te binnen. Stom!
Mijn moeder! Ik had mijn moeder nog niets laten horen. Hoe kon ik haar vergeten?

Mijn schrik duurde niet lang. Al snel drong tot me door dat degeen die ik bij belangrijke gebeurtenissen altijd als een van de eersten belde, er sinds een paar uur niet meer was. Om 8 minuten voor middernacht had ik haar een intens diepe zucht horen slaken. Ik was zachtjes naar haar bed gelopen, had naar haar ingevallen gezicht gekeken, en toen op mijn horloge.
Twee minuten, drie minuten.
Het bleef stil, doodstil.
Dit moest het zijn. De goede trooster was gearriveerd.
Ik wachtte voor de zekerheid nog een minuut, pakte toen de rode knop boven haar bed, drukte en zag hoe de verpleegster binnenkwam, die bevestigde wat ik al wist.

Bijna iedereen had het uiteindelijk zien aankomen. Mijn moeder stamt uit een sterk geslacht: haar grootmoeder overleed kort na haar 91e, haar vader en moeder overleden kort na hun 91e, maar nu was dan kennelijk ook zij, kort na haar 91e, aan de beurt.

Hanna Mulder in Engeland, 2011

Hanna Mulder in Engeland, 2011

Het is nog te vroeg om mijn moeder, Hanna Mulder-Hulscher zoals ze voluit heette, naar waarde te schatten. De afgelopen maanden, toen ze naar het verzorgingstehuis Ravestein was verhuisd, heb ik met mijn zusje al wat spullen van haar in haar huis zitten opruimen, en daar troffen we in een kast een pakje brieven aan die ze in de jaren zestig en zeventig aan háár moeder had geschreven. In die brieven verscheen een ander iemand dan de moeder zoals ik die altijd had gekend. Mij leek ze altijd nogal ‘primair’, ze nam de dingen zoals ze kwamen, maar dit waren prachtig geformuleerde brieven waarin ze een behoorlijk persoonlijk portret schetste van het sociale klimaat in Geldermalsen. Het conservatisme, de ‘kouwe kak’.
Dat was ik niet van haar gewend. De scherpte die ze toonde had ze voor mij meestal aardig verborgen weten te houden.

Er zat ook een groot interview in de map, dat ze had gegeven aan de plaatselijke krant De Gecombineerde.
Ik geloof niet dat ik het ooit had gezien, maar mijn moeder gaf daarin, zoals mijn zusje en ik van haar gewend waren, hoog op over wat ze in haar jonge jaren in Amsterdam allemaal aan belangrijks gedaan had, en wie ze daar allemaal wel niet had gekend. Het rijtje grote namen dat tot haar repertoire was gaan behoren en dat wij inmiddels konden dromen: Albert Mol, Albert van Dalsum, Florrie Rodrigo.
In de brief aan haar moeder, die erbij zat, bleek ze dat opgeklopte beeld echter ook aardig te kunnen relativeren. Ze had achteraf vreselijk om het interview moeten lachen, schreef ze aan mijn oma, omdat de journalist er maar weinig van begrepen had. Ze had in de Gijsbrecht natuurlijk nooit ‘de maagd van Amsterdam’ gespeeld. Ze zat in het koor van ‘Amsterdamse maagden’.

‘Laten we het morgen maar niet weer over de oorlog hebben’, zei mijn zusje toen we het over het programma van de crematie hadden.
Dat zal ik dan maar niet doen – behalve dan dat die oorlog er wel voor heeft gezorgd dat mijn moeder in 1945 van de ene dag op de andere van Amsterdam in Geldermalsen terechtkwam.
Dat moet een vreemde overgang voor haar zijn geweest. Hanna groeide op in Amsterdam Zuid, in de Rivierenbuurt, in een ongelovig, links, grootstedelijk en  kunstzinnig gezin, en opeens woonde ze in een klein, behoudend, gelovig dorp met vrij veel welgestelden, waar, zo heb ik onlangs gemerkt, nog niet eens een wethouder laat staan een ambtenaar voor kunstzaken is.

Aan mijn moeder heeft het in ieder geval niet gelegen, als er in Geldermalsen nog altijd weinig aan kunst zou worden gedaan. Als er nu in Geldermalsen nog mensen zijn, die niet van dansen of van muziek genieten, dan treft háár geen blaam. Meer dan vijftig jaar lang gaf ze hier ballet, dansles en volksdansles in het dorp.
Sommige mensen dachten wel eens dat mijn moeder daar dan wel een aardig inkomen aan moest overhouden, maar die mensen moet ik teleurstellen. Er moest altijd eerder geld bij. Als iemand zijn rekeningen niet betaalde, liet mijn moeder het daar meestal maar bij zitten, en sommige mensen kregen zelfs überhaupt nooit een rekening, omdat er volgens haar nu eenmaal altijd mensen waren die dansles ‘zonde van het geld’ vonden, en daar hoefden hun kinderen dan toch niet onder te lijden.
Volgens het eerder genoemde interview in De Gecombineerde was het dan meestal mijn vader die de tekorten weer stilzwijgend aanvulde. Zoals hij ook altijd hielp bij het schminken van de meisjes vlak voor de uitvoeringen, het maken van de decors, het opzetten van de muziek en het ‘halen’ van het doek.

Hanna Mulder tussen het werk van haar man Piet Mulder (foto William Hoogteyling)

Hanna Mulder tussen het werk van haar man Piet Mulder (foto William Hoogteyling)

Ikzelf dank in ieder geval aan mijn moeder dat ik nu al heel lang, zeer intens van sommige muziek kan genieten. Chopin, Mozart, Dvorak, Brahms.
Dat heb ik van haar geleerd.
Soms kunnen me dan de tranen in de ogen springen. Bij bepaalde passages zie ik mijn moeder meteen weer op Tuindorp achter de strijkplank zitten, terwijl ze in haar hoofd de pasjes bedenkt die op bepaalde maten moeten worden gemaakt.
Uren kon ze zo haar choreografieën zitten uitdenken, steeds weer diezelfde, schitterende grammofoonplaat opzettend.
En dan zie ik haar weer opstaan achter haar strijkplank, om bepaalde sprongetjes te maken, voeten half voor elkaar, voeten uit elkaar, en andersom achter elkaar.
Of ze zat middagen lang met onze achterbuurvrouw achter twee naaimachines alle kostuums te maken die ze voor de komende uitvoering nodig had. Bundels met stof en met kleurige linten voor zich op tafel.

Dat zijn herinneringen die ik altijd zal blijven koesteren: een moeder die belangeloos de inzet en de cultuur die zij van huis uit had meegekregen ook weer op háár kinderen overdroeg.
Die kinderen waren Els en ik, maar evenzeer onze neefjes en nichtjes, plus de honderden kinderen uit het dorp die bij haar in die vijftig jaar op dansles zijn geweest.

Deze tekst werd op 22 juni in het crematorium van Nieuwegein uitgesproken bij de crematie van Hanna Mulder-Hulscher (1922-2013). Een korte necrologie van Hanna Mulder werd diezelfde week gepubliceerd in het Nieuwsblad Geldermalsen.
In
de Volkskrant van 17 juli stond een langere necrologie van Hanna Mulder, van de hand van Peter de Waard, in de rubriek ‘Het Eeuwige leven’, waaruit we het volgende citeren:

‘Hanna Mulder-Hulscher (1922-2013)

Het zou nu niet meer kunnen. Maar in de vrijgevochten socialistische kringen van de jaren dertig was het normaal. Hanna Hulscher stond al op 12-jarige leeftijd naakt model voor een beeld dat de kunstenaar Marinus Vreugde maakte voor het Zonnehuis in Amsterdam-Noord, een van de toenmalige werkverschaffingsprojecten. Het beeld is er nog altijd, net als het gemeenschapshuis dat in 1993 nog ternauwernood van de sloop werd gered. ‘Een trauma heeft ze er niet van overgehouden, maar ze vond het poseren in haar blootje niet leuk. Ze deed het alleen, omdat haar ouders dat wilden’, zegt haar zoon Reinjan Mulder.  

foto-84Hanna Mulder-Hulscher overleed op 17 juni in het Rivierlandziekenhuis in Tiel. Ruim vijftig jaar had ze een dansopleiding in Geldermalsen – bekend als Dansgroepen Hanna Mulder-Hulscher – die van haar een van de bekendste vrouwen van de Betuwe maakte. ‘Iedereen kende “tante Hanna”, omdat bijna iedereen – nou, ja de meisjes dan – bij haar les had gehad’, aldus Reinjan Mulder.
De verhuizing van Amsterdam naar Geldermalsen was een van de ingrijpendste uit haar leven. Ze werd in 1922 geboren op de Ceintuurbaan, nummer 113. Haar beide ouders waren overtuigde socialisten die volgens strenge principes leefden. Er werd geen alcohol gedronken en vegetarisch gegeten. Ze zetten zich ook nadrukkelijk af tegen de christelijke preutsheid van die tijd. Zo was het gezin een geregeld bezoeker van de nudistencamping.
Begin jaren dertig trokken haar ouders samen met Hanna en haar twee jongere broers in bij een woongroep aan de Michelangelostraat in Amsterdam- Zuid, een vroege voorloper van de communes uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Hanna ging naar de Montessorischool in de Corellistraat, waar ze bevriend raakte met de latere dichteres Hanna Michaelis – elf jaar lang de echtgenote van Gerard Reve – de fotografe Annelies Romein – dochter van de historici Jan en Annie Romein – en Femke Last – jeugdliefde van Karel van het Reve. Zo kwam ze vanzelf terecht in artistieke kringen. Hanna Hulscher leerde piano spelen bij de grote muziekschool aan de Reinier Vinkeleskade, waarvan de leerlingen onder meer optraden in de kleine zaal van het Concertgebouw. Ze leerde tekenen bij der Nieuwe Kunstschool van de voormalige Bauhaus-docent Paul Citroen en kreeg danslessen van Albert Mol, Chaja Goldstein en Florrie  Rodrigo, die later een van de topdocenten zou worden van het Nederlands ballet. Als tiener speelde Hanna Hulscher al een rolletje in een Gijsbrecht van Amstel-productie met Albert van Dalsum in de hoofdrol.
In 1940 ontmoette ze haar latere man Piet Mulder bij de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN), een socialistisch georienteerde jongerenclub. Hij was kunstschilder, maar voorzag in zijn onderhoud als technisch tekenaar van de spoorwegen. Tijdens de oorlog werd Hanna Hulscher  medewerkster op het distributiekantoor in Amsterdam en meteen na de bevrijding trouwde ze met Piet Mulder, die door de NS naar de Betuwe was gezonden om te gaan werken aan het herstel van de grote spoorbruggen over de Rijn en de Waal. Ze gingen in Geldermalsen wonen, waar hun beide kinderen werden geboren.
De overgang van het ongelovige, linkse, grootstedelijke en kunstzinnige milieu naar een christelijk dorp van 3000 inwoners, waar bekende geslachten van notabelen de dienst uitmaakten, viel haar aanvankelijk zwaar. Maar ze wist haar draai te vinden. 
In 1951 begon Hanna Mulder-Hulscher met haar dansgroepen. ‘Het was geen klassiek ballet, maar ook geen stijldansen. Er werden Slavische dansen geleerd, mazurka’s en pasjes op de muziek van Chopin,’ aldus haar zoon, ‘en elk jaar werden een paar grote dansstukken ingestudeeerd, zoals Peter en de Wolf. Naast de dorpsharmonie, de kabouters en de gymnastiekvereniging waren de dansgroepen van Hanna Mulder-Hulscher het enige vermaak voor de vaak boerse en religieuze dorpsjeugd.’
Ze zou het meer dan vijftig jaar volhouden. Pas de laatste maanden woonde ze in  het verzorgingshuis Ravestein.’

Hanna Hulscher werd op 30 mei 1922 geboren aan de rand van wat toen Amsterdam Zuid was, als dochter van Carl H.L. Hulscher en Suzanna (Suus) Canté. Haar vader was actief in het communistische verzet en werkte tot zijn pensioen in 1965 voor de firma Merrem & La Porte als vertegenwoordiger. Haar moeder hield in diverse huizen in de Rivierenbuurt pensiongangers, en was na de oorlog sociaal werkster bij de Stichting 1940-1945. Van haar grootvader van moederskant, Albert Canté (Pforzheim 1875 – Amsterdam 1943), die diamantbewerker en dansleraar was, erfde ze waarschijnlijk haar precisie en haar dansvaardigheid, van haar grootvader van vaderskant, Jan Biemholt Hulscher, die na zijn scheiding een hotel dreef in de Franse Alpen, haar gastvrijheid.
Hanna Hulscher was de weduwe van de schilder en bouwkundig inspecteur bij de Nederlandse Spoorwegen Piet Mulder (1919-2001) en de moeder van Reinjan (1949) en Els Mulder (1946).  

 

  

5 Reacties

  1. Rein Mulder op 23-06-2013 20:37 Tante Hanna

    Toen ik vorige week weer even terug op Tuindorp was, deed me dat erg goed, merkte ik, al was de aanleiding niet leuk. Mijn hele jeugd ging weer door me heen: stenen gooien, die Zita, de hond op 3 poten, razend snel weer ophaalde, etc.
    Het hele huis was weer even gevuld met gezellige en lieve mensen – wat mijn tante ook zeker zo gewild zou hebben.
    Word geen oude brompot, Rein Mulder, dacht ik, neem liever een voorbeeld aan je tante Hanna.

  2. hans hinnen

    Een kantoorgenoot belde gisteren over een artikel over Hanna Mulder uit Geldermalsen, dat in de Volkskrant stond. Of ik vroeger ook bij haar had gedanst? Nee, dat niet, in mijn herinnering waren dat ook alleen maar meisjes. Maar natuurlijk waren zowel Hanna Mulder als haar man Piet Mulder wel vermaard in Geldermalsen. Op enige afstand waren ze ook met mijn ouders bevriend.
    ‘Tante Hanna’ was inderdaad een begrip, zoals de Volkskrant schrijft.
    Het verhaal in Das Zahngold vervult me nu met weemoed uit – ook inmiddels voor mij – lang vervlogen tijden, en ja, het beschrijft haar treffend.
    Een mooi en bijzonder, en een beetje exentriek mens is heengegaan. Moge zij daar waar ze nu is blijven dansen op hemelse muziek en anderen inspireren dat ook te doen, gelijk zij in haar aardse leven, naar ik nu begrijp, vrijwel tot het eind heeft gedaan.

  3. Van Jan Willem Regenhardt, de auteur van Mischa’s spel en de ondergang van de familie Hillesum ontving ik een aardige mail over zijn laatste bezoek aan mijn moeder, waaruit ik graag een stukje citeer: ‘Ik bewaar goede herinneringen aan mijn bezoek in Geldermalsen. Toen ik aankwam, leunde je moeder gemoedelijk over de halve voordeur van haar Hans en Grietje huisje, in vrolijk gesprek met een vriendin of buurvrouw. Dat was geen toeval, want ze kreeg veel aanloop, zo bleek al gauw. Ze liet me haar fotoalbums zien, vertelde daarbij boeiende verhalen van vroeger, leidde me rond in het atelier van je vader en langs haar favoriete bomen in de tuin. Je moeder leek me helemaal thuis in haar huisje vol persoonlijke aandenkens en kunstwerkjes (haar huis nodigt uit tot het gebruik van verkleinwoorden). Ook maakte zij op mij een voor haar leeftijd bijzonder vitale en zelfs jeugdige indruk, en het leek me heerlijk om op zo’n wijze oud te worden op zo’n levendige plek met zo’n geheel eigen sfeer. Ik was blij verheugd (en vereerd) dat zij naar de presentatie van het boek was gekomen.’

  4. Het beeld dat Marinus Vreugde in 1934 naar mijn moeder maakte, is deze week overgebracht naar Museum Het Schip in Amsterdam.

  5. Het beeld van Marinus Vreugde heeft na de uitbreiding van Museum Het Schip op 1 juni 2016 daar een ereplaats gekregen: het staat nu boven aan de trap en kijkt neer op iedereen die binnenkomt.

Geef een reactie