Reinjan Mulder: Ik ben NIET Jörgen Hofmeester
Door Reinjan Mulder
Zes jaar geleden was ik redacteur bij het ooit zo illustere uitgevershuis J.M. Meulenhoff. Het bedrijf was inmiddels onderdeel geworden van het roemruchte PCM-concern en was mede daardoor in een vrije val terecht gekomen. Mai Spijkers, de directeur van onze boekendivisie, had daarom bedacht dat we maar het beste met het door hem geleide Prometheus/Bert Bakker konden fuseren. Iedereen die de laatste jaren bij Meulenhoff nieuw in dienst was gekomen, zou worden afgevloeid volgens het beginsel last in, first out en de leiding zou voortaan bij hemzelf berusten.
Ik was net anderhalf jaar dienst en gezien de deplorabele staat van het bedrijf hard aan een nieuwe uitdaging toe, zoals dat heette, maar toen tijdens een bijeenkomst in de ‘Gouden Kamer’ twee gewiekste heren van de Ondernemingsraad verkondigden dat ik na de komende reorganisatie nog acht jaar lang, tot mijn 65ste, doorbetaald zou worden, begon ik toch te twijfelen. Moest ik wel opstappen? Acht jaar lang kon ik zonder er iets voor te doen met mijn toenmalige salaris worden doorbetaald. Ik wist niet wat ik hoorde.
Vraag me niet hoe een bedrijf winst denkt te kunnen maken wanneer het vertrekkende redacteuren ongevraagd meer dan half miljoen euro meegeeft, maar bij PCM gebeurden in die dagen wel vaker gekke dingen. Onder het toeziend oog van de de over-romantische directeur Theo Bouwman kon het geld niet op. Later hoorde ik dat Ben Knapen, een andere PCM-directeur van wie later wanbeleid zou worden vastgesteld, zelfs met anderhalf miljoen euro voor zijn bewezen diensten werd bedankt.
Net in die periode sprak ik Arnon Grunberg vrij geregeld, ik herinner me een gezellige theevisite in de tuin van mijn riante woning in Oud Zuid, en het is dan ook niet zo vreemd dat hij het bizarre gegeven van de levenslang doorbetaalde ex-redacteur in het nieuwe boek verwerkte waaraan hij bezig was, Tirza, en het was ook aardig dat hij deze redacteur dan maar meteen uit mijn geboortedorp (Geldermalsen) liet komen, hem in postcode 1071 liet wonen met een onmogelijke huurder boven zijn hoofd, hem – in mijn voetsporen – na zijn ontslag eindelijk naar Berlijn wilde laten vertrekken, en hem ook nog een bejaarde moeder gaf die, net als mijn eigen moeder, in de provincie bij een koor zong.
De eerste die mij een paar maanden later vertelde dat Tirza over mij ging, was FD critica Fleur Speet. Ik kwam haar tegen in Dauphine, waar ze net de proeven had zitten lezen en ze zei meteen: ‘Die Jörgen Hofmeester, ik weet het zeker, dat ben jij!’
Ik had het boek zelf nog niet gelezen, maar ik was gevleid. Eindelijk een boek over mij!
Totdat ik een dag later Vic van van de Reijt tegenkwam, Grunbergs uitgever in die dagen. Hij meende dat Tirza helemaal niet over mij ging, maar over hem, Vic. Ik mocht dan misschien de best betaalde vrijgestelde redacteur van Nederland zijn, een huis met een tuin hebben in Oud Zuid, en een zoon die eindexamen op het Vossius deed, hijzelf was ook al lang niet zo onmisbaar meer, en… hij had, net als Jörgen Hofmeester, twee dochters in de moeilijke leeftijd.
Daar kon ik niet tegen op. Vic moest ook model hebben gestaan voor Hofmeester.
Maar Vic woonde wel in Noord. En kenden wij beiden soms de oude Frits Frenkel niet, in wiens kapitale huis Tirza later die maand zou worden gepresenteerd?
Frenkel had weliswaar zonen noch dochters, hij was een overtuigd zij het weinig praktiserend homoseksueel, maar hij had ook altijd slepende ruzies met zijn huurders gehad, hij had een klein ontuchtig schuurtje achter in de tuin, en hij liet ook nooit na om bij elke ontmoeting op te merken dat hij een huis in de Van Eeghenstraat had, de beste straat van Nederland. Ik kende Frits al vele jaren, maar kon me hem niet anders herinneren dan als een verward strafrechtsgeleerde aan de Erasmus Universiteit die tot zijn pensioen in dienst mocht blijven… op voorwaarde dat hij op zijn werk nooit, maar dan ook nooit meer zijn gezicht zou laten zien.
Was Frits Frenkel niet Jörgen Hofmeester?
Uiteraard ben ik zeer tevreden dat de Jörgen Hofmeester die in de toneelbewerking van Tirza voorkomt, Kees Hulst, eindelijk de Louis d’Or heeft gewonnen, het is een prachtige rol met een prachtig gegeven, zoals ik ook niet weinig trots ben dat de door mij geïnspireerde Hofmeester in de Nederlandse inzending voor de Oscars hoopt voor te komen.
Eindelijk is mijn oude uitgeverij Meulenhoff weer terug op het internationale toneel!
Maar ik ben het niet, Jörgen Hofmeester. Zoals ook Vic van de Reijt geen Jörgen Hofmeester is, noch Frits Frenkel, noch de vader van de Tirza die jaren lang in het echt in van Eeghenstraat woonde, Lex Kater, een voortijdig uitgetreden uitgever van de SdU.
Tenzij wij natuurlijk allen Jörgen Hofmeester zijn.
Hallo Reinjan,
Fraai verhaal over Meulenhoff en je vertrekpremie van een half miljoen euro. Weet jij uit de Apax tijd wie er aan die managementsregeling bij Meulenhoff heeft deelgenomen? Rugnummers en bedragen? Ik heb er via de OK 6 kunnen achterhalen die meer dan 100 certificaten hadden verworven en samen ruim 7 miljoen kregen uitbetaald. Er waren er 60 die in aanmerking kwamen en zoals we al in het boek schreven hebben ‘slechts’ 27 er gebruik van gemaakt.
Alles goed met je? Aan het schrijven?
Groet
Herman
Ja, Herman, een lijstje met namen en bedragen is wel het minste wat ze aan die arme hardwerkenbde PCM’ers met hun pensioentekorten nog zouden moeten doen toekomen. Als er geen sanctie of terugbetaling mogelijk is, dan toch in ieder geval de schaamte dank zij de openbaarheid.
Overigens heb ik die half miljoen uiteindelijk nooit gekregen. Dat was slechts een mededeling van de zijde van Onderneminsgraad (Wim Dubbeling e.a.) halverwege de rit, in de tijd dat ik er met Arnon veel over sprak. Voor mij hadden ze ten slotte nog weer heel andere verrassingen in petto, maar daarover graag een andere keer.
Ach toe Reinjan… het was zo leuk te denken dat jij hem was 😉